164 strafrecht, welke geput zijn uit de memorie van toelichting, de tusschen de Regeering en de Vertegenwoordiging gewisselde stukken en de gevoerde beraadslagingen over het nieuwe Wetboek van Strafrecht, dat eerlang als een „Nationale Wetgeving," „van vreemde smetten vrij" in Nederland zal worden ingevoerd. Met het oog op de aanstaande invoering van dit nieuwe strafwetboek, dat de plaats van het thans nog vigeerend strafrecht geheel zal innemen, besloot S. terecht om, wat het gemeene strafrecht betreft, de bepalingen daarvan over te nemen in stede van de nog geldende voor schriften van den Code Pénal, wiens heerschappij in Nederland weldra voor goed een einde zal nemen. Zij die geroepen zijn om, nadat het nieuw strafwetboek zal zijn ingevoerd, als krijgsraadrechters in Nederland recht te doen, zullen bij de studie van het militair recht, in het werk van den S. alles kunnen vinden, wat noodig is voor de grondige beoefening van het Recht in het algemeen, daar daarin zoowel de bepalingen der mili taire rechtspleging, als die van het gemeene strafrecht in zijne hoofd beginselen zijn behandeld. Of het werk van evenveel practisch nut zal zijn voor hen, die in Indië zich in het militair recht willen bekwamen, mag worden betwijfeld, daar het hier nog vigeerend algemeen strafwetboek, zoowel voor Euro peanen als voor Inlanders, bijna geheel geschoeid op de leest van den Code Pénal, zeer verschilt van het nieuwe Nederlandsche, zoowel wat betreft de algemeene beginselen als het bijzondere gedeelte, han delende over misdrijven tegen personen en eigendommen. Wanneer wij de Memorie van Toelichting op het nieuwe strafwet boek voor Nederland nagaan, zien wij daaruit dat het niet is eene herziening van den Code Pénal van 1810, zooals de Belgische Code van 1867, doch dat men integendeel met het Pransche strafwetboek, in zoover het nog geldt, voor goed heeft gebroken. Bij het ontwerpen van het nieuwe wetboek zijn wel de voortbreng selen der codificatie in den vreemde, en meer bijzonder het Belgische Wetboek van 1867 en het Duitsche van 1869/70 voortdurend ge raadpleegd, om van het goede, dat zij bevatten partij te trekken, doch het minder goede is zooveel mogelijk vermeden. De Nederlandsche wetgever is alleen te rade gegaan met de lessen der wetenschap

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 175