169 -
Yoor hen, die eenmaal op de hoogte zijn van de bepalingen van
het strafstelsel en van de algemeene beginselen van strafrecht, welke
voor Indië als stellig recht zijn voorgeschreven, zal de, „Handleiding"
echter een rijke bron opleveren voor de kennis van het hedendaagsche
strafrecht, gebaseerd op een stelsel, zooals dat door de beschaafde natiën
in Europa, als het meest zuivere en juiste is aangenomen geworden.
Een groot verschil tusschen de Indische en de Nederlandsche
rechtspraak betreft de uitlegging van artikel 100 C. W., waarbij de
Indische krijgsraadrechter met Mr. Pols onder feitelijke insubordinatie
steeds heeft begrepen eene feitelijke beleediging, d. i. het bepaald
treffen en aanraken van den persoon, op wien men de gewelddadig
heid gemunt heeft.
Yolgens de in de „Handleiding" op bladzijden 204 206 bekend ge
stelde arresten van het Hoog Militair Gerechtshof in Nederland, heeft
gemeld Opperrechterlijk College in zijne jurisprudentie aangenomen,
dat onder de in artikel 100 gebezigde uitdrukking van daden van
geweld, ook zijn begrepen daden, welke feitelijk geweld tegen den
meerdere beoogen, doch waarbij dit opzet door omstandigheden, van
des daders wil onafhankelijk, is verhinderd. Zoo is bij sententie van
het Hoog Militair Gerechtshof in Nederland dd. 1 Maart 1876 als
eene feitelijke insubordinatievallende in de termen van artikel 100
C. W., het feit beschouwd, dat een mindere in rang naar zijn supe
rieur een waterkruik heeft geworpen, met het opzet om hem te tref
fen, evenwel zonder hem te hebben geraakt.
Bij twee recente arresten dd. 8 September 1882 en 8 -luni 1883
werden de daadzaken van het werpen met steenen en met een klomp
naar een meerdere in rang, met het voornemen dezen daarmede te
treffen, ofschoon door toevallige omstandigheden de personen niet zijn
getroffen, eveneens aangemerkt als daden van geweld en werd
artikel 100 C. W. toegepast.
Een ander gevoelen is, voor zoover ons bekend, het Hoog Militair
Gerechtshof in Indië toegedaan, hetwelk in analoge gevallen van
meening is, dat die feiten niet anders moeten beschouwd worden
dan als een -poging tot het misdrijf van artikel 100, welke poging
bij gebreke van strafbaarstelling als zoodanig, alleen als eene be-