174 „gering de ontvreemding ook wezen moge." Dit is de wil der Wet. In dit wettelijk organisme heeft de be wuste algemeene order van het militair departement eene storende greep gedaan. Wordt alzoo de Auditeur-Militair ter fine van advies in kennis gesteld met het feit, dat een Afrikaansch, Amboineesch of Inlandsch soldaat zijn kameraad in het slaapkwartier heeft bestolen, dan is hij aan de algemeene order van 1875 N°. 41 niet gebonden, doch verplicht de zaak naar den krijgraad te verwijzen, evenzeer als de krijgsraadrechter, van gemelde daadzaak behoorlijk gesaissiseerd, de feiten bewezen zijnde, dien militair niet zoude mogen vrijspreken, of op grond van bedoelde algemeene order zich onbevoegd zoude mo gen verklaren, met verwijzing der zaak naar den disciplinairen rechter. De rechter moet volgens de wet rechtspreken ingevolge artikel 20 der algemeene bepalingen van wetgeving. Onder de landswetten komen de algemeene orders van het militair departement niet voor, zoodat eene circulaire van het militair depar tement alleen kan gelden als regel voor de behandeling der zaken bij het Leger doch nimmer als eene wet, waardoor de vigeerende strafwetten worden gewijzigd en de strafrechter de bevoegdheid ver krijgt, om een voor hem aanhangig gemaakt misdrijf slechts te be schouwen als een vergrijp tegen de krijgstucht (sententie 6 Juni 1856). Wij willen daarmede het hoofd van het militair departement de bevoegdheid niet ontzeggen tot het geven van bevelen en voorschrif ten betreffende den geregel den gang der administratie van zijn depar tement, tot het stellen van regels, te volgen bij de toepassing van bestaande wettelijke bepalingen, in één woord tot het regelen van al die détailzaken, welke de algemeene landswetten aan het administree- rend of besturend gezag hebben overgelaten, doch op dit stand punt heeft het militair departement uitdrukkelijk te waken, dat zijne bevelen, voorschriften enz. niet strijdig zijn met de Wet. Is zulks, als in casu, met de bepaling in de algemeene order van 1875 N°. 41 vervat, wel het geval, dan is zulk eene handelwijze ongetwijfeld in strijd met de Wet en laat zich alleen rechtvaardigen in het oog van hen, die de algemeene orders van het militair departement stellen boven de Wet. Naast bedoelde algemeene order van 1875 N°. 41 wenschen wij de aandacht der korps- en plaatselijke commandanten te vestigen op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 185