177 „de zorg, dat alle voorschriften betrekkelijk den militairen dienst behoorlijk „worden opgevolgd, niet alleen bevoegd maar zelfs gehouden was den „officier A., die verzuimd had aan die verplichting te voldoen, op te dragen „alsnog, overeenkomstig de wetsbopalingen, een klacht in te dienen. „O. dat de krijgsraad derhalve door de naar aanleiding dier klacht „gedane overwijzing der onderwerpelijke zaak op last van den afdeelings- „commandant, ook ware die overwijzing in strijd met het gevoelen van „den garnizoens-commandant, op wettige wijze van de zaak is gesaississeerd.' Wij twijfelen niet dat ieder militair, dus ook de afdeelingscomdt., de bevoegdheid heeft een klacht te doen indienen, doch verder strekt o. i. zijn recht niet. Wordt de zaak aan den garnizoenscommandant ter beoordeeling toegezonden, dan is deze en geen andere militaire auto riteit bevoegd, de zaak al dan niet naar den krijgsraad over te wijzen. De artikelen 1, 9, 10, 11, 12 R. L., in verband beschouwd, pleiten voor onze meening. Bij de reclame-procedure gekomen, verwijst S. kortheidshalve naar den Militairen Spectator van 1881, waarin hij een zeer lezenswaar dige bijdrage over de artikelen 15 18 R. L. heeft geleverd, die, hoe wel genoemde artikelen voor Indië bij de Koninklijke besluiten dd. 2 Nov. 1873 No. 3 en 19 Nov. 1880 N0. 19 zijn gewijzigd, nochtans voor den Indischen rechter van veel belang kan zijn. Op bladzijde 290 der „Handleiding" lezen wij „De jurisprudentie in Nederland (die ook door sommigen in Indië „wordt gedeeld.) beschouwt o. i. ten onrechte den meerdere, die de „straf heeft opgelegd, als beklaagde in het proces, terwijl het loopt „naar het heet niet over de zaak (zooals de wet het voorschrijft) „d. i. de daad, de overtreding, waarvoor aan den klager arrest of straf „is opgelegd, maar over de al dan niet gegrondheid der klacht. Dit „onderzoek geschiedt bovendien niet formeel, zooals voor gewone „strafzaken bij de R. L. is voorgeschreven, maar summier en op „zoodanige wijze, als de rechter tot zijne inlichting meest geraden „oordeelt; terwijl de beslissing van den krijgsraad niet door vonnis- „wijzing maar door dispositie geschiedt. Bovenstaande mededeeling is, zooals uit een noot blijkt, ontleend aan de Vragen des Tijdsvan 1 Juli 1882, waarin kapitein Yan Tuerenhout ons een kijkje in de Nederlandsche militaire Rechtsple- 1886, Dl. I. 12 Over deze laatste beslissing hopen wij later afzonderlijk onze meening' te ont- vouwen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 188