de expeditionaire troepen van Gedong waren teruggekeerd. Het verschijnen der oorlogsschepen ter reede Olehieh was voldoende, om den vijand den omtrek van die plaats te doen verlaten. Naar alle waarschijnlijkheid zal de vijand, dien wij op Celebes te wachten hebben, nog minder wezenlijk aanv als vermogen hebben, dan de krijgshaftige Atjeh-bevolking, die natuurlijk in den langdungen oorlog veel geleerd heeft. De vijand zal hier, evenals overal elders onder dezelfde omstan digheden. in meer of minder sterke benden rondom onze vestiging heenzwerven en telkens, als het 't minst verwacht wordt, hier ot daar nachtelijke overvallingen doen, vermoorden wie hem daarbij te- gentreedt, zoo mogelijk brandstichten en 11a een zeker aantal slacht offers gemaakt en, waar dat kan, eenigen buit behaald te hebben, even spoedig verdwijnen, als hij gekomen is, en steeds vóór dat on ze troepen op het terrein van den strijd verschijnen. Dergelijke overvallen, hoewel op zich zelve van weinig beteekenis, worden van meer belang, naarmate zij in aantal toenemen. Daar de vijand nagenoeg altijd succes heeft, hebben ze een hoogst nadeehgen invloed op het moreel van onze troepen en van de goedgezinde bevolking, die doorgaans het grootste contingent slachtoffers levert. Bij den vijand daarentegen nemen de vechtlust en overmoed in dezelfde mate toe en als het ons niet gelukt, door welk middel dan ook, aan die partieele overvallingen een einde te maken, dan kan het mot missen, of een algemeene, krachtige aanval moet ten slotte het gevolg zijn. waarbij het aantal slachtoffers niet te overzien zal zijn. Het eerste, waar wij aan hebben te denken, zijn de maatregelen, waardoor de Europeesche en de goedgezinde Inlandsche bevolking gevrijwaard wordt tegen de door ons bedoelde overvallingen. Die overvalliugen moeten onmogelijk zijn of ten minste nimmer kunnen geschieden, voordat men tijd heeft ze nadrukkelijk af te wijzen. Ten einde dit doel te bereiken, moeten wij streven naar I. Yerhooging der weerbaarheid van de Europeesche en goed gezinde Inlandsche bevolking. II. Groote waakzaamheid, zoowel aan de zee- als aan de landzijde. III. Een zekere mate van stormvrijheid van de stad en hare naaste omgeving.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 18