200 Met een enkel woord heb ik boven, gezegd, dat de watertrens om den lantierpaal wordt gewikkeld. Hierop wil ik nog even terug komen. Ik heb aangetoond, dat het los en vast maken daarvan vóór en na het poetsen oorzaken zijn van tijdverlies. Waarom moet die trens om den paal vast zitten? Ik heb hier nooit eene goede reden voor kunnen vinden. Wel kan ik eenige nadeelen opnoemen aan dat om winden verbonden. Men bederft er de teugels mede, die altijd ge draaid zijn even als kurkentrekkers. Bij de veldeskadrous behoeft men de watertrens niet te gebruiken om te rijden, doch bij het depot-eska dron wel, omdat de watertrens, te zamen met de onderleg-of stangtrens de dubbele of africhtingstrens vormt, waarop het jonge paard gereden wordt. Men rijdt dus altijd aan iederen kant met één gedraaiden en één on- gedraaiden teugel. De teugels werken daardoor nooit te gelijkom dat, houdt men ze aan, de goed gespannen teugels (n. 1. die der on derleg-of stangtrens) direct op den mond van het paard inwerken, terwijl de krullen in de teugels der watertrens alleen een weinig uit gerekt worden, en om zoo te zeggen geen invloed op de lagen uit oefenen, hoewel de voornaamste werking juist door de watertrens moet teweeggebracht worden. Bij het rijden moeten de teugels zacht gespannen langs den hals van het paard liggendit kan echter nu nooit met beide teugels het geval zijn. Daarenboven is het een zeer onoogelijk gezicht en of het de zuinigheid ten opzichte van het leder bevordert, meen ik te mogen betwijfelen. Gebeurt er iets onverwachts, zoodat de paarden aan de wa tertrens naar buiten moeten worden gebracht, b. v. in geval van brand, dan is het duidelijk, dat met het losmaken der trensen van de palen, tijd verloren gaatvooral 's nachts zou het tot verwarring aanleiding kunnen geven. En waarom alleen de watertrens aan den lantierpaal gewikkeld en de stang niet? Het zal toch niet tegen diefstal gedaan zijn, want dan heeft een dief meer aan een compleet hoofdstel dan aan een watertrens. Ik weet voor de instandhouding van deze en ook van de vorige bepaling geene goede gronden te vinden, en zal mij hieromtrent gaarne laten voorlichten. X.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 211