210 „nieuws te knnnen mededeelendoch de genoemde bronnen zijn ver spreid, niet overal beschikbaar, en dus voor de groote meerderheid bezwaarlijk toegankelijk. In zooverre zal ons overzicht kunnen die nen om in afwachting van meer in bijzonderheden tredende beschrij vingeneene leemte in de Atjeh-literatuur aan te vullen. I. Het eerste jaar April 1881 April 1882). Zooals o. a. kan blijken uit onze „Beschrijving van den Atjeh- „oorlog", III blz. 468, had de generaal Van der Heijden, na het einde der eigenlijke krijgsverrichtingen in Groot-Atjeh, de commandanten der verschillende garnizoenen en posten opgedragen om, door het ma ken van veelvuldige patrouilles, de rust en de veiligheid in de bezette streken te bewaren. Die patrouilles moesten tevens dienen tot opspo ring van maraudeurs en tot aanhouding der Atjehers. die zich, in strijd met het bestaand verbod, gewapend vertoonden. Zoodra nu de Gouverneur Pruijs van der Hoeven en de kolonel Haus hunne functiën hadden aanvaard, vestigde deze er de aandacht op, dat krachtens de „instructie voor de militaire comman- „dementen buiten Java en Madoera", vastgesteld bij Gouvernements besluit van 11 Januari 1837, de militaire autoriteit hare hulp niet mag verleenen dan op schriftelijke aanvraag van de civiele autoriteit. Hij verzocht dus den Gouverneur eene schriftelijke aanvraag tot bestendiging der patrouillediensten, zooals zij door den generaal Van der Heijden geregeld waren; hij achtte die bestendiging bepaald noodig, maar kon haar niet op eigen gezag doen geschieden. De Gouverneur zag evenwel de noodzakelijkheid der veelvuldige patrouilleeringen niet in. Naar zijne meening behoorde bij eene nor male bestuursregeling, zooals die ook voor Atjeh door de Eegeeriug was vastgesteld, onder gewone omstandigheden het veelvuldig uitzen den der militaire patrouilles niet plaats te hebbenhij wenschte zuivere afbakening van bemoeienis en verantwoordelijkheid van de in de afdeelingen geplaatste militaire en civiele landsdienaren, en meende dat het bestuur voldoende bij machte zou zijn, om zich op de hoogte te houden van den toestand in de verschillende moekims en kampongs. Hij eischte daarom van den militairen commandant, dat deze de verschillende korps- en postcommandanten zou vooi •zien van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 221