211
de bevelen, die in de commandements-order van 22 Mei 1881 vervat
zijn.
Deze commandements-order luidde als volgt
Daar volgens art. 7 der instructie voor de militaire commandanten buiten Java en
Madoera (Gouvernements besluit van 11 Januari 1837 No. 8) de militaire autoriteit hare
hulp niet mag verleenen dan op schriftelijke aanvraag van de civiele autoriteit, werd
den Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden door mij verzocht, zijn verlangen
omtrent de uitzending der patrouilles te willen kenbaar maken.
Naar aanleiding van het daarop bekomen antwoord wordt, met intrekking van alle
daarmede strijdige bepalingen, het volgende vastgesteld;
Als beginsel wordt aangenomen, dat buiten de cavalerie-patrouilles en die welke
geacht moeten worden noodig te zijn voor de veiligheid der gemeenschap tusschen de
verschillende militaire posten onderling, derhalve langs de daartusschen gelegen wegen,
geen patrouilles worden uitgezonden dan op speciale aanvrage van het civiel bestuur.
Yan de wegen, die de gemeenschap daarstellen tusschen de verschillende militaire
posten, worden niet uitgesloten de paden, die ook thans reeds voor die gemeenschap
worden gebruikt.
Hieronder worden b. v. gerekend de weg:
van Pango over Olehkarang en de paden vandaar naar Toengkoep;
van Pantej Perak naar Olehkarang;
van de oude benting Tjadé over Silang naar Toengkoep;
van Pager Ajer over Longbatta naar Ke tap an Doewa;
van Ketapan Doewa naar Lambaroe en van Ketapan DoewaoverDjem-
p i t n aar Pakan Badak;
van Pantej Kar an g, den rechteroever der rivier volgende, langs den vroeger
aangelegden weg tot Mon tas ik.
Ook zal worden voortgegaan met het maken van patrouilles naar en langs het strand
tusschen Olehleh en Kwala Loë er van Kr o eng Kali in de richting van
K r o e n g R a j a.
Wordt er tot het uitzenden van eene militaire patrouille (op aanvrage van het
civiel bestuur) overgegaan, dan behoort deze, zooveel mogelijk, steeds door een
besturend ambtenaar vergezeld te worden; arrestatiën geschieden dan door dien
ambtenaar met zijn politiepersoneelde militaire macht verleent haren bijstand, wanneer
de politie te kort schiet.
Voor het geval een der controleurs in zeer speciale gevallen, zonder vooraf verkregen
machtiging van den Gouverneur, bij een der postcommandanten de hulp der militaire
macht mocht inroepen, geschiedt dit geheel op zijne eigene verantwoordelijkheid. Ook
zal op aanvrage van daartoe bevoegde hoofden en andere inlanders bijstand worden
verleend (zooals herhaaldelijk van Olehkarang plaats vindt), evenwel zoo mogelijk
in overleg met den civielen ambtenaar en steeds met in achtneming van de veiligheid
van den post. Ook de voorschriften, houdende verbod tot het dragen van wapenen,
blijven stipt gehandhaafd; intusschen behoort het opvatten van gewapende en andere
verdachte personen slechts dan door de militaire macht te geschieden, wanneer zulks