216 Iers een vrij belangrijk verlies geleden (8 dooden en 40 gewonden). In den avond van 9 Augustus werd het vleeschtransport van T o e n g- koep naar Lamjong aangevallen door 30 a 40 goed gewapenden, terwijl de dekking slechts uit een Inlandsch sergeant en vier man schappen bestond. De sergeant sneuvelde, doch de soldaten wisten stand te houden, totdat hulp van Toengkoep kwam opdagen. Een aanval op de veekraal te Pendeti (nabij Kota Radja), in den avond van 18 Augustus, gaf blijk dat de bende vanNja Hassan steeds krachtiger en stoutmoediger werd. De wacht een Europeesch sergeant en 12 man hield behoorlijk stand; de sergeant sneuvelde, twee soldaten en twee vrije lieden werden gewond, doch men kon den roovers niet beletten, een honderdtal slachtossen mede te voeren. De spoedig van Kota Radja uitgezonden patrouilles verdreven evenwel de aanvallers, zoodat zij weder bijna hun geheelen buit moes ten achterlaten en slechts vier beesten in hunne handen bleven. In den nacht van 29 op 30 September 1881 werd de versterking te TjotBasatoel vrij hevig beschoten; men scheen van voorne men te zijn, haar binnen te dringen, doch na een kartetsschot trok ken de aanvallers met 2 dooden en 2 gewonden af. Na dien datum had men in den eersten tijd minder overlast van de maraudeursbendenmen vernam dat hare leden veel te lijden hadden van koortsen en buikziekten, en dienvolgens voor een goed deel waren teruggekeerd naar de kuststaten, vanwaar zij afkomstig waren. Doch den 25en November gaven zij weder blijk van hun aan wezen en van hunne vermetelheid, door het dagelijksch transport van Ketapan Doewa naar Kota Radja aan te vallen nabij Gedjir, op een kwartier afstand van eerstgenoemde plaats. Het detachement bestond uit 1 Inlandsch korporaal, 2 Europeesche en 2 Inlandsche soldaten eene bende Atjehers, in het omliggend struikgewas verscho len, loste een paar donderbusschoten en ging daarna over tot een klewangaanval. Twee Europeanen werden dadelijk gedood; twee manschappen werden ernstig gekwetst, zoodat een hunner nog denzelf den dag overleed. Yier geweren bleven in handen der vijanden, die zich ijlings verwijderden en waarvan de uitgezonden patrouilles geen spoor meer ontdekten. De Chineesche arbeiders, die den weg tusschen Lambaroe en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 227