219 lijkst verdreef en alzoo het best voor de veiligheid in de onderworpen landstreek kon waken. Door politiemaatregelen zou men er wellicht eerder in slagen, enkele kwaadwilligen op te vatten, doch de ver- eeniging der kwaadwilligen, hun gezamenlijk optreden kon daardoor niet worden belet. De Gouverneur was echter van een ander gevoelen. Wij moeten ons, om niet te uitvoerig te worden, van verdere beschouwingen onthouden en wenschen er ons daarom toe te bepalen, hier te doeu volgen hoe die hoofdambtenaar de zaak inzag. „Het voorgevallene" zoo schreef hij in zijn rapport „strekt al- weder ten bewijze, hoe moeielijk het is, de rooverbenden langs „zuiver militairen weg onschadelijk te maken of afbreuk te doen Zeer „waarschijnlijk toch had zich eene bende op het aangegeven terrein „opgehouden, welke zich vermoedelijk had teruggetrokken, zoodra men „bespeurde, dat militairen tegen hen afgezonden waren. „Het is bijna ondoenlijk voor eene militaire patrouille, zich te „bewegen zonder dadelijk door de Atjehers op de eene of andere wijze „bemerkt te worden. Aanrakingen met de militaire macht worden „door de maraudeurs stelselmatig vermeden; zij geven hunne plannen opzoodra zij gewaar worden dat militairen in aantocht zijn. „Van het voeren van oorlog is derhalve geen sprake. De berich ten omtrent de getalsterkte der maraudeurs zijn steeds overdreven; „waar er 40 of 50 geweest zijn, wordt gesproken van 200 a 300, „welk cijfer, naarmate van het hun toegeschreven voorval, geleidelijk „grooter wordt. Waren de benden zoo sterk als beweerd wordt, dan „zou het hun niet mogelijk zijn, zich zoo spoedig uit de voeten te „maken en te verspreiden als steeds plaats vindt, al moet erkend worden „dat de Atjehsche maraudeur vlug en vaardig handelt, zijn slag slaat „en daarna spoorloos verdwijnt, om eerlang weder op eene andere „plaats te voorschijn te komen. „Ten allen tijde vond men in Atjeh eene menigte liefhebbers voor „bet maraudeursbedrijf, en ook thans nog worden de Ondei'hoorighe- „den door rooverbenden geteisterd. Meer en meer wint dan ook bij „de gevestigde bevolking het besef veld, dat zij, door zich bij het „wettig gezag aan te sluiten, voordeelen geniet, welke zij vroeger nooit „bezeten heeft en die haar alleen onder ons direct bestuur te beurt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 230