226 'lAdil, die den tempel voor het Atjehsche volk aanvaardde enden Gouverneur verzocht, den dank der hoofden, der geestelijkheid en dei- bevolking voor het vorstelijk geschenk aaD de Indische Regeering over te brengen. Na een saluut van 13 schoten werd de plechtigheid met een feestmaal besloten. Aan de hoofden ter westkust, die door eene toevallige omstandig heid verhinderd waren, tijdig te Kota Radja aanwezig te zijn, werd een paar weken later gelegenheid gegeven de missigit te bezichtigen ook hun werd daarna een feestmaal aangeboden. Onder deze hoofden was ook radja Solejman van Kwala Ha toe, die tot dusverre ge weigerd had ter hoofdplaats te komen en den 20on Januari 1882 be- eedigd werd. Op kosten van het Gouvernement werden eenige gees telijken aan demissigit verbonden, waaronder Tongkoe Sjech Ma- rabahan, die als mufti van Atjeh erkend werd. In September 1881 gaf de Gouverneur gevolg aan den last tot op heffing der verplichting, in 1879 als oorlogsmaatregel aan alle, in het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden aankomende vaartuigen op gelegd om, alvorens eenige haven aan te doen, zich te Olehleh of Edi aan eene visitatie te onderwerpen. Daar echter het verbod tot invoer van opium en oorlogsbehoeften bleef bestaan, moest de zee macht bij voortduring tegen de overtreding daarvan blijven waken. Deze telde in den aanvang van 1882 de volgende vaartuigen Zr. Ms. oorlogsschepen PalembangMakassarBenkoelen en Madoera (schroefstoomschepen 4e ld.) en Soerabaja (raderstoomschip 2e ld.) de schepen der Gouvernements marine Zeemeeuw en Valk (schroefstoom schepen) en Anjer (raderstoomschip), benevens 4 gewapende booten. Afgescheiden van het boven reeds vermelde omtrent den achteruit gang der veiligheid in Groot-Atjeh, had hier op staatkundig gebied weinig verandering plaats. Enkele hoofden, tot dus verre van ons ver wijderd gebleven, deden stappen tot toenadering of onderwerping. Toekoe Tjihik kampong Baroe, ook wel Toe koe Moeda Leman genoemd, kwam in Juli 1881 openlijk in onderwerping. Hij werd hersteld in zijne waardigheid van hoeloebalang V M o e k i m Mo n tas sik, waar hij veel invloed en gezag had. Een onder voornaam hoofd, dat, zich onderwierp, was T o e k o e T j o e t

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 237