229
verboden werden. Deze maatregel had in zooverre het gewenschte
gevolg, dat in Maart 1882 de boete betaald werd en de radja zijne
opwachting bij den Gouverneur maakte.
Niettegenstaande de radja van Pasanga, Toe koe Tjihik
Samaoen, zich ook tot radja van Kloempang Doewa had
weten te doen verkiezen, bleef de strijd tusschen die beide land
schappen voortduren. De verdreven radja van Kloempang Doewa
kreeg hulp van Te lok Semawé, en de strijd werd met afwisse
lend geluk gevoerd. De oorlogzuchtige radja van Pasanga voer
de ook oorlog tegen Saw an g, een achter Kloempang Doewa
gelegen landschap, waarop hij rechten deed gelden, en zette zijn
veroveringskrijg tegen Nizam voort. In zijn eigen gebied
had hij met verzet te kampen; tegen het einde van Maart 1882
stond een groot gedeelte der hem ondergeschikte hoofden, onder aan
voering van zekeren Toekoe Tjihik, die door de opstandelingen
als radja was uitgeroepen, gewapend tegenover hem en was zijne
stelling zelfs vrij hachelijk. Hoewel Toe koe Tjihik Samaoen
op onvoldoende wijze zijne verplichtingen nakwam en in sommige op
zichten een dubbelzinnige rol speelde, vond het bestuur nog geene
aanleiding om maatregelen tegen hem te nemen, omdat hij zich althans
schijnbaar vredelievend jegens het Gouvernement betoonde en zelfs
bij de sluiting der havens van Samalanga, het natuurlijk niet
aangenomen aanbod deed, om de marine in hare taak met eenige
gewapende prauwen bij te staan.
In verband met de aanwijzing van Telok Semawé als stand
plaats van den assistent-resident der Noord- en Oostkust werd aldaar
in Juni 1881 een begin gemaakt met den bouw eener versterking
voor eene compagnie infanteriedeze werd in November door de be
zetting betrokken. Hierdoor werd het ongenoegen opgewekt van
Habib Paleuh, hoofd van het op 1| uur afstand van Telok
Semawé gelegen landschap Paleuh; deze deed op eenige heuvels
aarden versterkingen aanleggen, welke dag en nacht bezet bleven en
vanwaar met benden van 20 tot 80 man nachtelijke tochten
werden gedaan met het doel, onze vestiging en den ons
goedgezinden maharadja van Telok Semawé zooveel mogelijk
schade te berokkenen. Tweemalen gelukte het hun, een gedeelte