250 Achtste les. De onderwijzer draait zijn geweer met den loop links (wanneer de stelling links is), vat met den bajonethals dien van den leerling en duwt dien forsch naar boven, te gelijker tijd den rechtervoet voor brengend en door het vooruitbrengen van den kolf een stoot of slag in de lendenen toebrengend. Op het commando: „Naar de zij de K olfslag", laat hij den leerling deze beweging verrichten, waaraan hij zich als in de vorige les onttrekt (Sprong achterwaarts). Negende les. De onderwijzer laat den leerling eenige schijnstooten doen en als hij daarmee bezig is en niet op zijn vingers past, geeft hij hem met de bajonet een slag op de hand en laat dezen slag dadelijk door een stoot volgen. Wanneer de leerling op het commando: „Slag naar de Hand" hetzelfde wil verrichten, voorkomt hij hem door het terug trekken der hand, gevolgd door een snellen stoot. Tiende les. De onderwijzer begint met zijn bajonet bovenom of onderdoor een cirkel te beschrijven, om die van den leerling en leert hem, dat hij die in dezelfde richting moet volgen, door dezelfde beweging te maken. Kent de leerling dit, dan commandeert hij„In den kring rechts (link s) Weer t," brengt in den kring een stoot rechts (links) toe en laat den leerling dit op het commando „1 n den kring, stoot Rechts (Links)" op zijne beurt verrichten. Al deze bewegingen zijn voornamelijk ook van toepassing tegen den piekenier (den met lange lans gewapenden Inlander). Ten slotte zij hierbij nog aangeteekend, dat de onderwijzer den leerling vooral opmerkzaam maakt op de ongedekte oogenblikken van de tegenpartij, b. v. wanneer deze te veel schijnstooten maakt, als wanneer de leerling vlug een stoot en uitval doet, dan wel een sprong voorwaarts en den verkorten stoot toebrengt; op dit laatste kan men den leerling nimmer genoeg opmerkzaam maken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 261