256
Uitval.
Zesde les.
1. Grijpt de bajonet, dubbele
sprong voorwaarts, houw naar
den buik Uitval.
4. Opstaan, weert de
rechter Dij.
links, stoot naar den buik
en sprong achter Waarts.
(Stelling rechts).
2. Dubbele sprong achterwaarts,
hooge parade, laag links
weert, wringt van links naar
rechts en stoot naar 't Gezicht.
8. Sprong achterwaarts en
voorwaarts Stoot.
C. Geweer tegen den sabelruiter.
De onderwijzer, die zich op een verhoogde plaats (bij voorkeur een
uitlooper der vechtbank) stelt, neemt de houding van den cavalerist aan,
laat den leerling tegenover zich (dus voor het hoofd van het paard)
staan; commaudeert vervolgens: Rechts (links) uitwijken, werp,-voor
waarts- of lage Stoot.
Hij weert die stooten laag links (rechts), door het in den kring
zwaaien of brengen van de sabel langs de linker- (rechter-) zijde,
steeds zorgende met den rug der sabel af te wereu en brengt dan
na het commando: „Hoofd Weert" een houw op het hoofd toe.
Vervolgens slaat hij het geweer links (rechts) uit de richting,
brengt de houwen links (rechts) aan en leert den leerling door hooge
weringen zich daaraan te onttrekken.
Heeft de leerling dat begrepen, dan maakt hij schijnhouwen en
schijnstooten, welke door een houw of steek worden gevolgd b. v.
1°. Schijnhouw links (rechts), houw rechts (links).
2°. Schijnhouw links (rechts), steek naar de borst.
3°. Schijnhouw links en rechts (rechts en links), houw naar 't hoofd.
4°. Schijnhouw naar 't hoofd, steek naar de borst.
Heeft de leerling deze houwen en steken leeren afweren, dan leert
hij hem door schijnslagen en stooten den cavalerist te verleiden,
zich bloot te geven, en telkens na eene wering of houw van den
ruiter een steek te doen volgen; hij wijst hem er op, dat hij, door
het niet oogenblikkelijk hernemen van de positie, in de practijk
verloren zou zijn.