259
den schouder komt, een stoot toebrengt, dien de leerling werende
door een stoot moet laten volgen.
Derde les. Stelling rechts).
De onderwijzer handelt als bij 1 en 2, doet den leerling echter
dicht bijgekomen links uitwijken en den afgeweerden stoot met het
overwerpen, neerslag en een verkorten stoot beantwoorden.
Vierde les. Stelling rechts).
De onderwijzer handelt als bij de vorige lessen, leert echter den
leerling thans om door eeuige sprongen voorwaarts en neerslag links
tusschen den hals van het paard en de lans in te dringen en door
een verkorten stoot, dan wel het grijpen van de lans den ruiter
weerloos te maken.
Vijfde les. Stelling links).
Herhaling van de le, 2e, 3° en 4e les. met de lans links liggende.
Zesde les.
De onderwijzer laat den leerling in de binnenruimte plaats nemen,
gaat hem met de lans rechts voorbij en brengt hem rondgaande een
door schijnstooten of schijnslagen voorafgeganen lansstoot of slag toe.
Heeft de leerling, die de spildraaiing toepast, dit begrepen, dan
leert hij hem op het commando„Onderloopen," met de hooge
positie onder de lans in te dringen en een verkorten stoot toe te brengen.
Hij herhaalt deze les met het overwerpen van de lans en den neerslag.
Ten slotte leert hij hem den voorbijsnellenden ruiter achter na te
loopen, maar voert te gelijk onder het naar beneden en daarna naar
achteren brengen en weder oplichten van de lans, gepaard aan het
rechts draaien van het bovenlijf, achterwaartsche stooten uit.
Zevende les.
De onderwijzer past de kringparades en stooten toe en laat deze
op gelijke wijze met de bajonet afweren.
Achtste les.
Herhaling van 6 en 7, doch links liggende; hierbij kan de lans,
die een steun heeft, meer aan het uiteinde gevat worden en moet de
leerling bij voorkeur de hooge positie toepassen en telkens trachten
uit de spildraaiing tot den aanval over te gaan.