275 het uitdrukkelijk is vermeld, en alzoo alleen tot art. 39 voornoemd (Sententie H. M. Gr. in N. I. van 10 Juni 1881). In strijd met die beslissing heeft, en o. i. terecht, de krijgsraad te Willem I, bij dispositie dd. 13 Jan. 1883, een ander gevoelen omhelsd en als beginsel aangenomen, dat dezelfde reden „ratio legis welke den wetgever heeft geleid de bepaling van art. 39 R. L. te maken, ook bestaat bij art. 139 R. L, zoodat daaruit logisch volgt, dat ook zij, die door dat voorschrift van het onderzoek zijn uitgeslo ten, a fortiori dit zijn van de deelneming aan de beslissing der zaak. (1) De zaak is o. i. nog quaestieus en komt ons voor van genoegzaam gewicht te zijn om daarop, bij de veelvuldige mutatie der rechtsge leerde leden van het Hoog Militair Gerechtshof in Nederlandsch-Indië, hier met een enkel woord te wijzen. Verwondering mag het ten zeerste baren, dat een voor de krijgs tucht zoo doodend beginsel, dat een mindere in rang over zijn su perieur een vonnis uitspreekt en hem veroordeelt, juist bij de mili taire autoriteiten de meeste bescherming vindt, getuigen de garnizoens orders, welke bij een benoeming der leden tot een in dusdanig geval samen te stellen krijgsraad, geen rekening houden met den geest van den militairen stand, die elke aanranding van het beginsel, waar op de militaire hiërarchie berust, ten stelligste verbiedt. Met S. zijn wij dan ook volkomen eens, dat „ofschoon de letter „der wet niet (direct) in strijd is met de beslissing van het Hoog „Militair Gerechtshof dd. 10 Juni 1881, het mag worden betwijfeld, „of deze de bedoeling van den wetgever uitdrukt." Vooral uit een militair oogpunt beschouwd, schijnt het ons zeer wen- schelijk toe dat, zoo maar eenigszins mogelijk, ouderen in rang of dienst jaren dan de beklaagde tot leden van den krijgsraad worden benoemd. Acht men het niet in strijd met den militairen stand, indien een jong tweede luitenant in den krijgsraad beoordeelt en veroordeelt de han delingen van een oud kapitein, zoo zullen, wanneer men het begin sel, in art. 39 R. L. nedergelegd, alleen tot de benoeming van de daarbij bedoelde officiereu-commissarissen wenscht te bepalen, er (1) Men leze eene verhandeling over art. 132 R. L. in het Indisch Militair Tijd schrift, 13e jaarg., 1882 No. 1.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 286