279
den Hoogen Raad bevestigend, op de tweede moeten wij ontkennend
antwoorden.
Het zoude S. niet moeielijk zijn gevallen, om aan de hand van
De Bosch Kemper, door hem vaak aangehaald, en van andere schrijvers
over dat gedeelte der Rechtspleging de noodige inlichtingen en ver
klaringen te leveren omtrent de zoo belangrijke leer van het bewijs.
In de practijk is het ons meermalen voorgekomen, dat krijgsraad-
rechters weinig kennis dragen van de middelen, waarop een ver
oordeeling of eene vrijspraak berust. Yan het hoogste gewicht is
wel het bewijs in de strafprocedure, waar het bij de beantwoording
der vraag, of zekerheid omtrent het bestaan van bepaalde feiten aan
wezig is, de beslissing omtrent de eer, de vrijheid, het leven van den
militair geldt.
In geen „Handleiding voor de beoefening van het Militair recht"
mag dit voornaam deel der rechtspleging worden gemist. Wel is
waar kan men zich daarvan geheel op de hoogte stellen door de
studie van andere door ons genoemde werken als die van De Bosch
Kemper, De Pinto, Faustin, Iielie, Camot en anderen, doch daar die
werken meestal van te grooten omvang en bovendien zeer kostbaar
zijn, is het moeielijk te vergen, dat zij die niet uitsluitend aan
gesteld zijn om van de rechtsstudie hun dagelijksch beroep te maken,
zich die groote kosten zouden getroosten.
Heeft het bewijs der misdaden eene stiefmoederlijke behandeling
ondervonden, geenszins is zulks het geval met het Reglement van
Krijgstucht en de daarbij bepaalde disciplinaire straffen, welke, als
een voor den militair zeer belangrijk onderwerp, in 48 bladzijden
worden besproken.
De disciplinaire rechter in Indië zal wel doen, van menige be
langrijke aanteekeniug, in de „Handleiding" vervat, kennis te nemen
die hem in staat kan stellen na te gaan, welke de beteekeuis en
het begrip zijn van eene disciplinaire straf, in tegenstelling van de
straffen bij het C. W. bedreigd. De vraag of de disciplinaire straf
in rechtskundigen zin als straf is te beschouwen, meenen wij, tegen
Men leze daarover Mr. De Pinto's Handleiding tot het Wetboek van Strafvordering,
2e herziene en veel vermeerderde druk. Zwolle 1880, biadz: 660 299. (a) en bladz. 672
303.