281
dd. 11 Augustus 1885, dat de militair, die disciplinair zij het dan
ook ten onrechte is gestraft, niet andermaal voor dat feit door den
krijgsraadrechter mag worden gevonriisd, op grond van den bij het
strafrecht voor misdrijven en overtredingen geldenden regel: „non
„bis in idem", d. i. dat men niet den beschuldigde voor hetzelfde feit
andermaal mag straffen.
In eene aanschrijving van den Advocaat-Fiskaal in Nederland, dd. 2
Juni 1847, door S. op bladzijde 162 der „Handleiding" medege
deeld, lezen wij dan ook, in overeenstemming met ons gevoelen, dat
„wanneer een commandeerend officier eene disciplinaire straf heeft
„bepaald, daarop kan teruggekomen en alsnog voor den krijgs
daad gebracht worden; en in geval die disciplinaire straf reeds
„ondergaan is, moet de krijgsraad bij de strafbepaling acht geven
„met toepassing van de artikelen 53 en 54 C. W.; wordende die
„straf dan uit het register geroyeerd".
Is de krijgsraadrechter bevoegd, zoo het den beklaagde ten laste
gelegde feit slechts eene krijgstuchtelijke overtreding daarstelt, bij
vonnis eene disciplinaire straf op te leggen?
Ofschoon Mr. Pols in zijne aanteekening op artikel 12 C. W. zegt,
dat de practijk op bovenstaande vraag een bevestigend antwoord
geeft en in het vonnis gewoonlijk de schuldigverklaring aan over
treding wordt uitgesproken, hetzij dat eene disciplinaire straf opge
legd, hetzij de veroordeelde naar den chef van het korps ter correctie
verwezen wordt, zoo is het evenwel in de practijk bij de krijgs
raden en Hoven in Indië anders gesteld, waar, o. meer op de
wet steunende, deze collegiën terecht zich onbevoegd verklaren vau
de zaak kennis te nemen, en in afwijking van het door den bur
gerlijken strafrechter gehuldigde beginsel, in artikel 167 van het
Reglement op de strafvordering nedergelegd, de zaak naar den
displinairen rechter verwijzen om, zoo er termen mochten bestaan,
beklaagde krijgstuchtelijk te doen corrigeeren.
Wij zijn thans aan het einde van onze taak gekomen.
Art. 167 Sv. bepaalt: „Wanneer de Raad van Justitie den beklaagde schuldig
„oordeelt, zal dezelve de op het misdrijf gestelde straf uitspreken, zelfs in het geval
„dat uit het onderzoek op de terechtzitting mocht gebleken zijn, dat het feit slechts
„eene overtreding daarstelt".