282
Hebben wij gemeend te moeten wijzen op eenige leemten, die wij
in de „Handleiding" hebben opgemerkt, heeft het werk ons niet
direct gegeven, hetgeen wij uitsluitend voor Indië daarin dachten
te vinden, wij aarzelen evenwel niet tevens te verklaren, dat niettegen
staande dat alles, nog veel in het werk wordt aangetroffen, dat van
groot nut kan zijn, ook voor hen die als militair in deze gewesten
geroepen zijn recht te spreken.
Wellicht zullen sommige onzer bemerkingen bij een tweeden her-
zienen en veel vermeerderden druk der „Handleiding" S. van eenigen
dienst kunnen zijnuit dat oogpunt beschouwd hebben wij dan ook
verscheidene artikelen breedvoeriger besproken dan wellicht met den
eigenlijken aard van een critiek overeenkomt, doch S. moge daarin
slechts een bewijs van de groote belangstelling zien, die wij voor
zijn werk hebben gemeend te moeten betoonen. Dat wij het werk
besproken hebben uitsluitend uit het oogpunt van het practische
nut, dat het voor de officieren in Indië kan hebben, behoeft geene
verklaring. De bepalingen van het gemeene strafrecht, welke in
de „Handleiding" voorkomen, zijn die aaji het in 1881 in Nederland
aangenomen Wetboek van Strafrecht ontleend, dat voor Nederland
alleen van kracht is. De kans dat ook wij in Indië in eene niet
al te ver verwijderde toekomst van het dwangjuk der zoo verbas
terde Napoleontische strafwetgeving eindelijk zullen bevrijd worden
en in de zegeningen dier nieuwe nationale wetgeving ons zullen
kunnen verheugen, is helaasuiterst gering, al mocht in het Koloniaal
Verslag over 1884 zijn vermeld dat: „de herziening van het Wetboek
„van Strafrecht, in verband met de aanstaande inwerkingtreding
„van het nieuwe wetboek in Nederland, door den Gfouverneur-Generaal
„is opgedragen aan den Directeur van Justitie". Is de voortdurende
rechtsgeldigheid hier te lande van Napoleons strafwetboek iedereen te
recht een doorn in het oog, wordt het nog steeds ongekrenkt
gezag van den Code Pénal in Nederlandsch-Indië algemeen gelaakt,
en neemt het rechtmatig verlangen naar eene nieuwe Vaderlandsche
strafwetgeving ieder jaar toe toch vreezen wij dat gedenkteeken
der Fransche overheersching nog langen tijd onverwrikt op zijn
grondvesten te zien vaststaan.
De teekenen des tijds voor een andere, betere meening zijn niet gunstig.