286 van militaire inrichtingen en instellingen niet het gevolg zou kunnen wezen, welke door het gescheiden zijn van beide legers nu, èn in Indië, èn in Nederland hoog noodig zijn. De Sprokkelaar spanne evenwel zijne verwachtingen in dat opzicht niet te hoog. Hij, die zoo vaak de bewijzen geeft zijner militaire belezenheid, hij zal het zich wel herinneren, dat het Indisch leger aan eigen militaire inrichtingen niet overrijk is. Zoo moet bij voorbeeld, om een schietcursus mede te maken, de Indische officier eene reis naar Nederland gaan ondernemen, terwijl hij denzelfden Oceanentocht te maken heeft, om, onder dagelijksch toezicht en leiding, zijne studiën voort te zetten. Eene krijgsschool in Indië, waar vaak zulke eigenaardige oorlogen gevoerd worden de zoodanigen althans, die van het Europeesche standmodel beduidend afwijken en waar bovendien veel gekrijgd wordt, zoomede eene schietschool voor het Beaumontgeweer, waarmede men in Indië zoo dikwerf op „levende" schijven schieten moet, bestaan ten onzent niet. Voor zoover dan ook het Indisch leger eigen militaire inrichtingen en instellingen bezit, zijn deze op den bescheiden voet hunner tegen woordige organisatie aan personeel m. i. zoo broodnoodig, dat, bij eene eventueele fusie, aan afschaffing er van in het geheel niet en aan vereenvoudiging van eenig aanbelang evenmin kan worden gedacht. Men zie niet voorbij, dat gedurende eenen oorlogstoestand, waarin Nederland betrokken is, Indië genoodzaakt kan zijn, langeren of korteren tijd, op eigen wieken te drijven. Zoo zullen er ten allen tijde buskruitmolens en een artillerie- constructiewinkel op Java moeten aanwezig zijn, waarop de warmste fusionist misschien enkele konderde guldens zou weten te besparen, maar te gelijk met die luttele som het Indisch leger van zijne hulp bronnen buiten Indië nog afhankelijker zoude maken, dan het thans reeds is. Mijn bezwaar, om ieder jaar een zooveel grooter procent officieren uit Nederland naar Indië te doen overkomen, om deze voor de allereerste keer bij het Indisch leger in te deelen, wordt door Sprokkelaar niet beaamd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 297