290 Dat mijn kameraad in patria zoo optimistisch over de verwezen lijking eener fusie van beide officierskorpsen denkt en mij in de rijen zijner antagonisten ziet, zal, in veler oog, juist onze verschillen de positie teekenen. Hij, officier van het Nederlandsche leger, beweert, dat dit leger groote behoefte aan actief soldatenleven, aan werkzame afleiding heeft, dat de machine, met welke zorg ook onderhouden, te lang van de plaats is, waar zulke machines goed gangbaar blijven, dat de machinisten vooral de gewoonte, de practijk niet meer hebben en dat voor dit alles medicijn te halen is bij het Indisch leger ik, de Indische officier, ducht in dat medicijnenhalen uit onze apotheek min of meer gevaar voor het behoud van eigen gezondheid. Wij beiden zien daarbij niet geheel voorbij het superieure staats belang, doch in onze appreciatie worden wij misschien wel wat geleid door de subjectiviteit onzer uiteenloopende positie. Sprokkelaar's exclusivisme, zijn Nederlandsch standpunt is, onder stel ik, voor anderen even klaar te onderscheiden als miju Indisch standpunt. Het zou intusscheu zeer onjuist zijn, te onderstellen, dat ik Sprok kelaar's fusie onmogelijk acht. Ik heb eeu groot deel van mijn leven het land gehad aan een „het kan niet" en zooveel in mijn vermogen was, dit trachten te veranderen in een „het moet maar". Vau bezwaarmakers heb ik, niet beter te weten, een gepasten af schuw en ik zou, als ik eens voor 24 uur dictatoriale macht bekwam over alle inrichtingen van ouderwijs, in alle scholen aan Hollandsche jongens verboden willen hebben, om ooit den onderwijzer aan te klampen met een: „ja, maar Meneer! dit gaat niet of dat kan niet". Nog eens: het moet maar. Ook Sprokkelaar's fusie kan dus opperbest, maar dat is hier de vraag niet. Mijn antagonist in de „fusie" formuleert het trouwens zelf, dat het staatsbelang de hier bedoelde fusie moet weaschelijk, nuttig en noodig achten, Indeed, that is the question Zullen nu de moreele en materieele voordeelen eener fusie van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 301