295 „Welken indruk moet op de subalterne officieren, onderofficieren en „anderen de gedachte maken, dat hetgeen zij met moeite hebben bij eenge- „gaard, door hunne kolonels, oversten, majoors, enz. niet naar den eisch '„wordt geadministreerd en stelde de inzender voor, het einde van het eerste boekjaar niet af te wachten, maar tijdig de zaak op te heffen. Het is wellicht niet van belang ontbloot, hier te wijzen op de overeen komst, welke in dat opzicht bestaat met het in Duitschland onlangs in denzelfden geest als hier opgerichte „O f fizie r-V erein In een artikel in de Allgemeine Militair Zeitung N°. 80 van het vorige jaar, getiteld: „Der Deutsche Offizier-Verein und seine Feinde" lezen wij 'b. v. dat over deze vereeniging eenc brochure is verschenen van de hand van „Een onpartijdige", waarin de schrijver, die zich voordoet als officier, tot de conclusie komt dat de Directie door groote beloften - op de wijze der beruchte, oneerlijke „Gründer" de officieren had bedrogen en dat de vereeniging eene voordeelige kapitaalbelegging en onvervulbare prijsverlagingen had voorgespiegeld, om later de misleide officieren van hun ingeschreven gelden te berooven; verder wordt daarin gezegd dat de Maatschappij prijzen bepaald heeft, welke die van de andere winkeliers ver overtroffen en dat zij alzoo niets anders is als een overbodige, dure tusschenpersoon, die slechts door een onwettigen druk van boven op de officieren, haar bestaan kan voortslepen. Ten slotte wordt aan de Directie de welgemeende raad gegeven de Maatschappij zoo spoedig mogelijk te ontbinden, dewijl zij geheel nutteloos, ja zelfs schadelijk is. De schrijver dezer brochure, waarvan, waarschijnlijk ter bevordering der onpartijdigheid, een 20,000 tal exemplaren werden verspreid, bleek, naar de Mil. Zeit. vernam, een zeker literator te zijn, daartoe door een Berlijnsch kleedermaker geëngageerd. Tout comme chez nous, mag men dus wel zeggen, eigenlijk zelfs nog erger dan „chez nous." De Directie toch der officiers-vereeniging te Berlijn bestaat, in den zelfden geest als hier, uit eenige hooggeplaatste officieren; voorzitter is de luitenant-generaal graaf v. Lehndorff. Wanneer men nu in Duitschland de leden van het daar zoo hoog in aanzien staand officierskorps in openbare geschriften voor weinig minder dan bedriegers uitmaakt, is het zeker niet te verwonderen dat in "onze meer genivelleerde Indische maatschappij eveneens literatoren ge vonden worden, die onze hoofdofficieren van onbehoorlijke administratie van het aan hen toevertrouwde kapitaal hunner minderen beschuldigen. Dat de Directie het beneden zich geacht heeft, zich op dergelijke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 306