306
In de eerste plaats zullen wij verhalen, wat in de XXII Moe
kim s voorviel.
In den aanvang der maand Mei 1882 werd de versterking te
Djerir herhaaldelijk beschoten, zoodat het noodig was, van In dra-
poer i een stuk geschut derwaarts te zenden, ten einde het nabijge
legen Lampanas in bedwang te houden.
Toe koe di Tirou had zich weder te M o e r o e gevestigd en
versterkt; ten einde zooals hij zeide den heiligen oorlog te kunnen
voeren, deed hij heffingen in geld, dat hem ook door enkele ons
bevriende hoofden werd verstrekt, ten einde van hem en zijne ben
den geen overlast te hebben. Yoorloopig kwamen echter zijne plannen
tot den aanval nog niet tot uitvoering.
Intusschen ontving de Gouverneur het bericht, dat de het bestuur
steeds vijandig gebleven imam van L am ar a met eene uit meer dan 100
man bestaande macht in de heuvels van Tjot Tjoet, achter Tjot
Baset oei, een drietal bentings bezet zou hebben. Ten einde hem
vandaar te verdrijven en de bentings te vernielen, rukte den 13en
Mei eene colonne uit onder bevel van den luitenant-kolonel S. D.
Kramers, bestaande uit 4 compagnieën (3 van het 3e en 1 van het
12e bataljon) infanterie, eene sectie bergartillerie met 2 Coehoorn-
mortieren en eene ambulance. De militaire commandant van Atjeh
en Onder hoorig heden vergezelde met zijnen chef van den staf deze
colonne, die ten half zeven ure in den ochtend uit Tjot Base-
toel in zuidelijke richting oprukte. Na een paar kampongs voorbij
getrokken te zijn, bereikte men eene groote, met alang-alang begroeide
vlakte ter breedte van circa 1000 passen, die den voet der heuvels
van Tjot Tjoet omzoomt en door een sterk kronkelend riviertje
doorsneden wordt. De bedding van dit riviertje vormde nu en dan
den eenigen begaanbaren weg. Zoodra de colonne in de vlakte was
opgemarcheerd, werd eene compagnie vooruitgezonden om op den
meest nabijzijnden heuvel stelling te nemen; de overige troepen volg
den in compagniescolonues, met de artillerie in de tusschenruimten,
met last zich op een afstand van 200 pas van den voet der heuvels
op te stellen.
Gedurende deze bewegingen opende de vijand, gezamenlijk 40 a
50 man sterk en in groepen van enkele personen verspreid, van de