20 wijs en bij de beoordeeling van al of niet geschiktheid voor hooge- ren rang. Kennis van de Indische politiek kan verkregen worden door uit oefening van het civiel gezag in die streken waar, zonder dat er oorlogstoestand heerscht, toch telkens die toestand kan geboren wor den. Er zijn nog veel zulke streken in onzen archipel. 't Is echter nutteloos hierover verder uit te weiden, het hier gezegde blijft slechts een schets. In onze hoogere en lagere regeeringskrin- gen, meerendeels uit meesters in de rechten en andere praters bestaande, weet men alles zoo goed, dat de stem van niet meesters in de rechten gerust zwijgen kan. Zoo dikwerf is in deze en ande re zaken door de mannen van de daad gewezen op de verkeerde handelingen van de mannen van het woord, zonder dat het eenige uitwerking heeft gehad, dat er verder niets anders overblijft dan er zich bij neer te leggen. Nog een enkel woord ten slotte. De in punt 18 der memorie, 2° alinea, aangegeven dienstregeling voor oorlogstijd stond mij reeds voor den geest, toen ik in 1871 mijne brochure schreef „de Infanterie van het O. I. leger" (Bruining en .Wijt). Men leze bldz. 155, 2e alinea. Ik had daar meer het oog op het verrichten van den garnizoensdienst in vredestijd. Ik meen destijds wel vernomen te hebben, dat men de door mij bedoelde dienstregeling in beproeving heeft genomen, doch dat aan de uitvoering te groote bezwaren verbonden waren. Ik weet niet, of dat gerucht al of niet waar is. Is het waar, dan ziet men hoever de traagheid en gemakzucht ook in het leger gaan, want het dient hier geconstateerd te worden, dat de dienstregeling, in 1871 door mij aangegeven, in 1S83 nader om schreven, in 1884 te Atjeh nagenoeg in vollen omvang met succes werd toegepast, waaruit blijkt dat met een ernstigen wil de bezwaren niet te groot zijn. Nog een schrede in door mij bedoelde richting, wrat de uitoefe ning van den garnizoensdienst betreft, en de geoefendheid van en het verband in den troep zullen er zéér door winnen. De in de 2e helft van 1884 te Kola Radja bestaan hebbende regeling der zoogenoem de „reservepatrouiiles" moet ook in de overige garnizoenen wor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 31