- 310
Glé Kambing beantwoord, zoodat de vijand eindelijk verplicht was
af te trekken.
Ook in de maand October deed hij een paar zwakke pogingen om
ons afbreuk te doen; den 12en door te trachten een transport tusschen
Glé Kambing en Djerir te verrassen, den 17en door dezen post
weder eenigen tijd te beschieten. Eenig nadeel aan onze zijde werd
daardoor niet geleden.
In de maand November kwamen er berichten, dat de vijandelijke
benden, die zich in het gebergte schuil hielden, zich op de zuidooste
lijke grens der YMoekims Montassik versterkten, en wel in het
bijzonder te Relo nabij Piëng, op de beide oevers der Kroeng
Anaken te Tjot Birem, ten noorden van Moenloe. Zulks
gaf den étapen-commaudant aanleiding, den 23<m November twee
mobiele colonnes te organiseeren om den vijand op te sporen.
De eerste, ter sterkte van 8 officieren en 179 manschappen, rukte
in den vroegen morgen onder bevel van den majoor T. Buninguit
Glé Kambing op met den last, om van I n d rapoer i af den rechter
oever der Atjehrivier en verder de Kroeng Anak te volgen, ten
einde 's vijands stellingen in den rug te vallen; de andere, getrokken
uit de bezettingen van Anagaloëng, Senelop, Montassik en
P a n t e j K ar an g, was even sterk en bovendien vergezeld van eene am
bulance. Zij stond onder het bevel van den kapitein E. Gr eve en moest
uit laatstgenoemden post oostwaarts naar Piën g marcheeren, ten einde
de in aanbouw zijnde versterkingen in het front aan te vallen. Om,
zoo noodig, de ageerende colonnes te kunnen ondersteunen, werd
een detachement van het garnizoen te L a m b a r o e, ter sterkte van
90 bajonetten, nabij de A loer Lang, ten oosten van Pantej
Karang, opgesteld.
Zonder noemenswaardigen tegenstand ondervonden te hebben, ont
moetten de beide colonnes elkander nabij de Kroeng Anaken
marcheerden zij daarna te zamen onder bevel van majoor Buning
naar kampong Relo, vanwaar de vijand weldra een goed onderhou
den geweervuur opende. Na uit deze kampong verdreven te zijn,
werd hij, terwijl een deel der troepen Relo in de asch legde, in
oostelijke richting tot nabij Masaleh vervolgden leed daardoor
groote verliezen. Het gerucht, dat men op in aanbouw zijude verster-