313 Het van Anagaloëng gezonden detachement geleidde het transport verder naar Pantej Ka rang, welhe post te gelijker tijd door eene met achterlaadgeweren gewapende bende beschoten was, blijkbaar met het doel om de bezetting te beletten, de bedekking van het transport te hulp te komen. Deze bende werd door eenige salvo s en twee kartetsschoten weldra genoodzaakt, in den boschrand van kampong L a m n g a terug te trekken 5 en toen zij ook hiei het vuui hervatte, waren een drietal granaten en eenige salvo's voldoende om dit te doen ophouden. Een onderofficier werd binnen onzen post door haar vuur gekwetst. Den 4en Januari 1883 trok Toe koe di Tirou in de buurt van Lepong Ar ra eene aanzienlijke bende samen, welke in den loop van den dag tot 3 a 400 man aangroeide. De étapen-commandant te Anagaloëng, hiervan verwittigd, trof de noodige maatregelen tot beveiliging der transporten tusschen deze plaats en Gr 1 e K a m b i 11 g, en weldra bleek dat deze voorzorg niet overbodig was geweest. Ten half drie ure in den namiddag werd zoowel het voor Tjot Basetoel bestemd transport als het van hier tegemoet gezonden detachement uit de aan weerszijden van den weg gelegen kampongs beschoten en ontwikkelde zich een hevig vuurgevecht, dat eindigde met de vlucht der aanvallers. Yele huizen in die kampongs, alsmede de missigit Lamara, waaruit op onze troepen gevuurd was, werden een prooi der vlammen. De troepen verlieten daarop het strijdperk, zonder bij den aftocht bestookt te wordenzij hadden een verlies geleden van 5 dooden en 8 gewonden. Yolgens de bij het bestuur ingekomen berichten zou" den Toekoe di Tirou en Panglima Nja Bin tang, twee dei- voornaamste aanvoerders des vijands, bij deze gelegenheid gewond zijn. Ka deze gebeurtenis bleef het voorloopig in de XXII Moekims vrij rustig. Wel werd, den 14eu Februari, eene patrouille van Glé Kam bin g, van S ahorn (nabij Relo) terugkeerende, uit de verte beschoten, zoodat zij twee gewonden bekwam, en was eenige dagen te voren de post Djerir uit de kampong S 0 t eenigermate bestookt, maar „algemeen", zoo schreef de Gouverneur in zijn rapport, „werd „door Atjehers de meening gedeeld dat, onvoorziene omstandigheden „buiten rekening latende, de hoop mocht worden uitgesproken op „eene toenemend betere gezindheid der bevolking

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 324