320
slecht volk en dit bij voorkomende gevallen tot eene geduchte ver
sterking zou kunuen strekken.
Blijkbaar was de vijand, die bij de verschillende gevechten belang-
rijke verliezen scheen geleden te hebben, eenigszins ontmoedigdhet
sneuvelen van een der aanvoerders, Toekoe Hoessin van Pagger
Ajer, die den 7cn Augustus bij de ontmoeting met het detachement
N ij e n h u i s den dood vond, en de gevangenneming van den beruchten
Pang Sam an, die den 8™ Augustus door de hoofden der afdeeling
Missigit Ra ja werd uitgeleverd, brachten daartoe bij.
In de eerstvolgende weken werden veelvuldig kleine mobiele colon
nes uitgezonden, om den vijand op te zoeken en te verdrijvenzij
kwamen nu en dan met de vijandelijke benden in aanraking, doch
deze wisten zich geregeld te onttrekken aan een ernstig gevecht. Zoo
werd o. a. den 23en Augustus eene ongeveer 30 man sterke bende
door een detachement onder den kapitein F. Grusdorf verrast in
kampong Lambada (op de grens der XXII en XXYI Moekims,
westwaarts van Pajaoe). Tilings nam zij de wijk, doch toen een
tweede detachement, op het bericht dat kapitein Gusdorf in een
scherp gevecht gewikkeld was, dezen te hulp snelde, werd het bij
Tjot Raja ten westen van S e n e 1 o p met geweervuur ont
vangen. Eeuige salvo's deden den vijand aftrekken intusschen waren
de 1° luitenant P. P. J. Lignac en twee minderen gekwetst.
De 10en September kwamen berichten iri, die deden vermoeden
dat zich vijandelijke benden verzamelden op de BI an g Tjabe,
ten noorden der Blang Bintang. Daarom rukten den volgenden
dag twee colonnes van Toengkoep en van Anagaloëng uit.
Die, welke van laatsgenoemde plaats naar Pajaoe marcheerde, had
geenerlei ontmoeting met den vijandde tweede, onder bevel van den
kapitein P. VanLawick van Pabst, marcheerde van Toeng
koep oostwaarts over Missigit Lepongen verder langs den
voet van het gebergte om den vijand, die zich volgens een nader be
richt teLamgoet (nabij missigit Lamreboh) ophield, in den rug aan
te tasten. Zij vond in deze kampong een 40tal gewapende Atjehers
bijeen, die echter aanstonds in zuidelijke richting de vlucht namen.
De colonne volgde daarop den nieuwen weg tot voorbij Passar
Tjot Rang en sloeg toen oostelijk af naar Tjot Bladé, in de