lige verliezen worden toegebracht. Men vond op de bivouacplaats 8 lansen, ophielden, leeftocht enz. van Kroeng Raja ontvingen en dat ten oosten hiervan eene met achterlaadgeweren gewapende bende aanwezig zou zijn. Dientengevolge werd een tocht derwaarts ondernomen en vertrok den 13on December met het oorlogsschip Soerabaja van Olehleh eene colonne van 4 officieren, 150 bajonetten en 10 genie soldaten, onder bevel van den kapitein E. K. A. De Neve. Den volgenden dag werd deze colonne te Kroeng Raja ontscheept en doorzocht zjj het terrein, zonder iets verdachts aan te treffen. Zij marcheerde vervolgens naar kampong L a d o e n g, die te slechter naam bekend stond, en ontmoette hier eene colonne onder bevel van majoor Sego v, die des nachts van Toengkoep over de kampong Doeroeng derwaarts was gemarcheerd. De bevolking had overal de wijk genomen en er werd niet de minste tegenstand ondervonden; slechts werden te Ladoeng eenige wapenen buitgemaakt. De troepen keerden daarna over Olehleh naar hunne standplaatsen terug. Het hoofd der kampong Kliëng hield den militairen commandant van Toengkoep vrij geregeld op de hoogte van hetgeen de vijan delijke benden wilden ondernemen. Door zijn toedoen kon den27en Januari 1883 een gevoelige slag worden toegebracht aan de bende van zekeren Pang Djarang, een berucht onruststoker, die zich tusschen het evengenoemd Doeroeng enLamnga moest ophouden. De kapitein G. W. Beeger rukte dien dag met een detachement uit, ten einde zich in hinderlaag te leggen nabij den weg dien, naar men vernomen had, Pang Djarang volgen zou; doch, in zijne stelling aangekomen, begreep hij uit een gesprek, met even- bedoeld hoofd gevoerd, dat het de voorkeur verdiende de bende niet af te wachten maar in haar bivouac te overvallen. Door de gidsen geleid, maakte Beeger daarop een uiterst vermoeienden marsch door het gebergte, totdat eindelijk Pang Djarang met de zijnen, nabij het strand ten westen van Doeroeng (1), op een afstand van 12 a 1300 meters werd ontwaard. Zonder opgemerkt te worden, slaagden onze troepen er in, den vijand tot zeer korten afstand te naderenen of schoon deze toen plotseling opstoof, konden hem door onze salvo's gevoe- (1) Ten oosten van de vroegere Kwal a Loë, welke thans door verzanding geheel gesloten is en dus op de nieuwere kaarten niet meer voorkomt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 334