328 te Boe kit Seboen achtergelaten, bespeurde den volgenden dag bij hare patrouilleeringeu niets meer van den vijand. Voor het oogenblik was de veiligheid in de IV en VIMoekims door de getroffen maatregelen hersteld, en tot November 1882 werd hier niets meer tegen het gezag ondernomen. In den tusschentijd verzamelden zich de kwaadwilligen in het tot de zuidelijke nederzettingen behoorende Lepong. Hun hoofd in deze streek was Toekoe Oemar, een schoonzoon van het vroeger hoofd der VI Moekim s, Toe koe Nanta Setia, en als zoodanig aanspraak makende op een gedeelte van dit district. Daar de bevolking zich bij de bende van Toekoe Oemar aan sloot, werd aan de moekim Lepong eene boete van 2000 dollars opgelegd met de bedreiging dat, wanneer deze niet binnen korten tijd betaald was, eene tuchtiging zou volgen. Den 24en November en volgen de dagen dus na den aanstonds te vermelden aanval nabij Pak an Badak werd aan die bedreiging gevolg gegeven. Het oorlogsstoom schip Makassar beschoot verschillende kampongs, terwijl eene lan dingsdivisie, zonder eenigen tegenstaud te ondervinden, de woningen der voornaamste hoofden verbrandde. Inmiddels hadden Toe koe Oemar en de zijnen zich in de IV Moekims vertoond. In den avond van 15 November deden zij een aanval op het transport tusschen Boe kit Seboen en Olehleh, nabij onzen vroegeren post te Pak an Badak. De van onze zijde genomen maatregelen maakten dat de vijand met een verlies van 6 dooden en verscheidene gewonden moest aftrekken, na in een slag regen ongeveer een half uur lang een hevig vuurgevecht te hebben onderhouden. Van de dekkingstroepen waren 10 man gewond; een van deze overleed weldra. In Mei 1883 had de assistent-resident van Malabooh eene ontmoeting met Toekoe Oemar, die aanvankelijk beloofde naar Kota Radja mede te gaan, doch zijn jongeren broeder, Tookoe Moesa, in.zijne plaats zond. Deze verklaarde dat Toekoe Oemar tot onderwerping bereid was, mits diens positie weder geregeld werd, zooals zij onder het Sultansbestuur was geweest. De Gouverneur was bereid dezo voorwaarde aan te nemen en gaf de toezegging dat, zoolang Toekoe Santa Setia zich nog niet onderworpen had, Toekoe Oemar na eedsaflegging benoemd zoude worden tot waarnemend hoeloebalang der VI Moekims. Het blijkt niet, dat deze onderhandelingen verder tot eeuig resultaat hebben geleid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 339