332 berichtgevers zouden zij zich verder, bij kampong Loknga, door ingravingen op een mogelijken aanval der onzen voorbereiden. Om hen van hier te verdrijven, werd den 9en April tot een tocht naar Kroeng Raba besloten. Zr Ms kruiser Koningin Emma zou bij het aanbreken van den volgenden dag voor die plaats ankeren en de daar gelegen versterkingen beschieten, ten einde de Atjehers af te leiden en hen in den waan te brengen, dat wij eene landing in den zin hadden. Voor den hoofdaanval, welke van de landzijde zou geschieden, werd in den vroegen ochtend van den 10on eene strijd macht van 700 bajonetten (het 3e bataljon, eene compagnie van het 14° bataljon en 150 man van Olehleh en Boekit Seboen), 24 mineurs, twee sectiën berggeschut, 24 cavaleristen enhetnoodige ambulance-personeel van Kota Radja over Olehleh naar Kroeng Raba gedirigeerd, onder bevel van den luitenant-kolonel J. B. Mack. Deze verdeelde zijne macht in drie colonnes, waarvan een, onder zijn persoonlijk bevel, den grooten weg moest volgende tweede, onder kapitein C. De Jongh, zou rechts omtrekken om, nabij de missigit, op den rechteroever der Kroeng Raba uit te komen en de derde, onder den kapitein E. K. A. De N e v e, zou links omtrekken, ten einde in den rug van de op den linkeroever der rivier gelegen posthouders- benting te komen. Deze laatste ondervond op haren weg eenig oponthoud, zoodat zij niet tijdig op de aangewezen plaats aanwezig was en den vijand bij zijn terugtocht naar Lepong geen afbreuk kon doen. Met den commandant der Koningin Emma was overeengekomen, dat deze ten 8 ure 's morgens het vuur staken zou, aangezien tegen dien tijd de troepen bij Kroeng Raba zouden kunnen zijn. Daar genoemd stoomschip, door slecht weder, eerst laat vóór deze plaats aankwam, konden nog slechts een tiental granaten in de versterkingen geworpen worden. De colonnes Mack en De J o n g h kwamen tijdig vóór de K r o e n g Raba aan. De benting scheen geheel verlaten, doch toen de berg- artillerie haar vuur opende, werd dit door een hevig geweervuur, zoowel van de benting als van de zijwaarts gelegen heuvels beant woord. Daaruit bleek, dat een vrij sterke macht tegenover ons stond deze was gedeeltelijk verscholen in vóór de benting terrasgewijze

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 343