835 Deze aanval, wel een bewijs van de groote stoutmoedigheid des vijands, had voor ons een groot voordeel. Weldra bleek n. 1. dat Nj a Hassan zelf bij die gelegenheid zwaar gewond was en weinige dagen later aan de gevolgen overleeddientengevolge verloren zijne benden de zoo noodige eenheid, werd hun tegenstand minder en kostte het ook minder inspanning, hen weldra, zooals in het volgend hoofdstuk zal blijken, geheel te verdrijven. Uit al het bovenstaande zal de lezer de gevolgtrekking kunnen putten, dat de partij van ve'rzet zich in het thans besproken tijdvak krachtig in Groot-Atjeh deed gelden en er in geslaagd was, den guerilla-oorlog weder te doen ontbrandener zou dan ook nog veel inspanning van het leger noodig zijn, om dien krijg weder te bedwingen. Het ligt voor de hand, dat, naarmate een militair optreden nood zakelijker werd, op staatkundig gebied des te minder kon worden verricht. Wel toonden enkele hoofden ons gezag genegen te zijn en werd door hen eene bevolkingspolitie georganiseerd, aan wie het meermalen gelukte de vijandelijke benden te verjagen, doch blijvende resultaten werden daardoor niet verkregen. Onder hen, die blijken gaven zich meer dan vroeger bij ons te willen aansluiten, moeten genoemd worden T o eko e Mo e da Daoed van Selimoen en Toekoe Ibrahim van Kajoe adang. De eerste koos beslist onze partij tegen Toe koe di Tirou en zijne benden, en toonde te willen medewerken tot de verkrijging van een beteren toestand. Hij meende dat veel te verwachten was van den aanleg van pepertuinen, waardoor aan de rondzwervende lieden uit Groot-Atjeh een middel van bestaan verschaft en aldus eene geves tigde, voor het behoud van orde en rust gestemde bevolking gevormd zou kunnen wordendeze denkbeelden wenschte hij te K r o e n g R a j a ten uitvoer te brengen, en daar het bestuur ze zeer toejuichte, werd hem een voorschot van 3000 dollars verleend. Toekoe Ibrahim, panglima besar der XXYI Moekims, hoeloebalang der III Moekims Kajoe adang en imam van Lamgoegoeb (ten westen van L a m j o n g), kwam den 27en Fe bruari 1883 van Edi te Kota Radja aan, om zijne onderwerping aan te bieden; hij werd den 7en Maart, na aflegging van den eed

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 346