336 van trouw, als hoeloebalang erkend. Ook deze was in dezeltde rich ting werkzaam en verzocht, pepertuinen te mogen aanleggen te L a- doeng (ten westen van Kr o eng R a j a), ten einde zijne naar P e d i r uitgeweken onderhoorigen te nopen, weder terug te keeren. De verschillende hoofden werden herhaaldelijk tot vergaderingen met de besturende ambtenaren opgeroepenzij werden daarbij aan hunne verplichtingen herinnerd en ingelicht omtrent de bedoelingen van het bestuur, dat iu de eerste plaats handhaving van deu A.tjeh- schen adat beoogde. Yan deze bedoeling werd het bewijs geleverd door het Inlandsch bestuur zooveel mogelijk volgens de traditie in te richtenzoo werd aan Toekoe Hamza, onder den titel van Toe koe Nek Radja Sotia, het bewind gegeven over het ge deelte der XXY Moekim s, dat hem volgens de adat toekwam, en werd een panglima mesdjid raja aangesteld, die evenals tijdens het sultansbestuur belast werd met de handhaving der rust in de onder- afdeeling Mesdjid Raja. Overeenkomstig den wensch der bevol king werden de vroegere sultanskampongs L o n g b a 11 a, Lamsa- j o e n en Pager A j er in de IX Moekims onder het recht- streeksch gezag gesteld van den assistent-resident van Groot-A tjeh. Met uitzondering van het gebied, waar Toe koe Nanta adatrechten kon doen gelden, was alzoo in de XXV Moekims het Inlandsch bestuur weder geheel geregeld, zooals het volgens de adat behoorde te zijn. In de XXVI Moekims trad de jeugdige Toe koe Nja Bant ah in Januari 1883 als hoeloebalang der XIII Moekims Lamreng op. De sterkte der troepenmacht en hare legering onderging in het tijdvak van April 1882 tot April 1883 geene verandering; de gezondheidstoe stand bleef, ofschoon de cholera zich gedurende eenigen tijd, vooral te Kota Radja, vertoonde, vrij bevredigend, vooral wanneer men in aanmerking neemt dat, in vergelijk met de voorafgaande jaren, veel grootere vermoeienissen van de troepen werden gevorderd. In 1882 bedroeg de gemiddelde sterkte 3036 Europeanen en 2778 Inlanders hiervan overleden 98 en 121, dus 3.22 en 4.35, of, over het geheel, 3.78 pet.; onder de overledenen waren 59 choleralijders (42 Euro peanen, 17 Inlanders). Het wegennet in Groot-Atjeh naderde zijne voltooing. De

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 347