337
groote transportweg tot Gr lé Kambing, de weg van M on tas sik
naar Toeng'koep en andere paden van minder belang kwamen
geheel gereed; te Lambaroe en te Anagaloëng werden ijzeren
bruggen over de A tj e h-rivier gelegdop verschillende plaatsen onder
gingen de wegen verbeteringen, o. a. door de daarin voorkomende
kleine bruggen zooveel mogelijk door ijzeren buizen te vervangen,
zoodat aan de kwaadwilligen de gelegenheid tot verbreking der ge
meenschap moeielijker werd gemaakt. Iu het belang der veiligheid
werd bijna overal tot op 50 meters ter weerszijden der wegen het
kreupelhout en struikgewas opgeruimd.
De ommuring van den Kraton kwam voor het grootste gedeelte
gereed, zoodat men er reeds toe kon overgaan, de versterking te
Kota Radja te rangschikken onder de permanente versterkingen
van den derden rang en den verboden kring rondom haar te bepalen.
De Atjehsche onderhoorigheden ondervonden in ruime mate den
terugslag van de gebeurtenissen in Groot-Atjeh; ook daar werd
niet zonder vrucht van de godsdienstige spanning onder de Moham-
medaansche bevolking partij getrokken, en vooral ter Koord- en
Oostkust waren zendelingen der vijandelijke hoofden onvermoeid
werkzaam, om den strijd tegen het Kederlandsche gezag levendig te
houden. Gelden werden voor den godsdienstkrijg bijeengebracht,
vooral op aanzoek van den ons vijandig gezinden Imam Long-
batta, die daartoe alle staatjes van de Koord- en Oostkust afreisde.
De Koordkust was het brandpunt, vanwaar de vijandelijke benden in
Groot- Atjeh voortdurend van munitie, leeftocht, opium en strijders
voorzien werdende aanvoeren, die over zee plaats hadden, konden
niet voldoende door de zeemacht worden belet, en men zag zich
daarom in Augustus 1882 verplicht, de geheele Koordkust, van
Olehleh tot Diamantpunt, voor den in- en uitvoer en voor de
vischvangst te sluiten. Alleen te Olehleh, Segli, Samalanga
en Te lok Semawé werden de schepen onder strenge visitatie toe
gelaten, en aan de besturende ambtenaren op die plaatsen werd de
bevoegdheid toegekend, om de aldaar aangekomen en onderzochte
schepen naar het gesloten kustgebied uit te klaren. In verband met
deze sluiting, en ook met het oog op den gespannen toestand in
1886, Dl. I 22