342 rivier van Pas an ga hare bedding verplaatst had, bleef in zijne macht. Nadat reeds aanstalten waren gemaakt, om ook dit gedeelte te heroveren, slaagde de wd. assistent-resident er in, de zaak zonder verderen strijd tot het gewenscht einde te brengenden 23en Maart 1883 had hij eene samenkomst met den radja, waarin deze in de gestelde voorwaarden toestemde. Men kwam overeen, dat het be doelde gedeelte van Kloempang Doewa door Pas an ga ont ruimd en, in afwachting van 's Gouverneurs beslissing, onder recht- streekseh toezicht van het bestuur gesteld zou worden; de vijande lijkheden zouden dadelijk gestaakt en de opgerichte bentings ver brand worden. Aan dit laatste werd onmiddellijk gevolg gegeven. Mei'doe werd voor zijne vijandige houding tegen Samalanga een paar malen door de marine beschoten. In de overige staatjes der afdeeling Noord- en Oostkust hadden geene vijandelijkheden plaatsvoor het eerst werd, in 1882, door alle landschappen de hassil opgebracht. De geschillen tusschen Pedir en Gighen bleven steeds voort duren. De Gouverneur poogde den 9en Januari 1883 eene nieuwe schikking te treffen, en bepaalde dat de moekim Lang, welke in een vroegeren strijd tusschen beide landschappen op onrechtmatige wijze in bezit van Pedir gekomen was, zou worden tanah waqf, (een zelfstandig leenstaatje)een hoeloebalang werd over dit gebied aangesteld. De radja van Gig hen nam met deze beschikking vol komen genoegen; die van Pedir verzette er zich tijdens 's Gou verneurs aanwezigheid niet tegen, doch weigerde later Lang af te staan, terwijl ook de hoofden in dit gebied den aangewezen hoeloe balang niet als zoodanig wilden erkennen. De radja van Edi gaf bij voortduring blijken van zijne goede gezindheid jegens het Gouvernement, o. a. door de afwijzing der aanzoeken van Imam Lo ngb atta, om hulp tot het voeren van den heiligen oorlog en door het nemen van krachtige maatregelen tot tegenweer, toen de Imam, over die wreigering verstoord, met een lOOtal volgelingen de Chineesche passar te Edi dreigde te verbran den. Door de getroffen maatregelen werden deze plannen verijdeld' Over zeeroof werd bij herhaling op de Oostkust geklaagdhet waren voornamelijk lieden uit Me r doe, die zich daaraan schuldig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 353