349
afgeschaft en aan de officieren alle recht van initiatief werd ontnomen.
Zoo stonden wij niet langer krachtig, doch veeleer zwak tegenover
den nog bestaanden geest van verzet onder een groot'deel des volks,
dat slechts voor overmacht had moeten bukken, doch ons geenszins
een goed hart toedroeg.
Wij houden ons overtuigd, dat het resultaat van het bestuur des
Heeren Pruijs van der Hoeven geheel anders zou zijn geweest,
indien hij, op het goede voorbeeld van den generaal Tan der
H e ij d e n, in de allereerste plaats had zorg gedragen voor de vei
ligheid; indien hij met alle beschikbare middelen, de minste poging
van verzet krachtig had onderdrukt; indien hij steeds de bevolking
had doen gevoelen, dat elk verzet tegen het nieuwe gezag hopeloos
was. Adleen in dat geval ware, zonder schokken, eene organisatie van
het bestuur en daarmede de pacificatie des lands te bereiken geweest.
Toch willen wij de mogelijkheid niet betwisten, dat de civiele gou
verneur, ondanks de begane fouten, op den langen duur zijn doel zou
hebben kunnen bereikendoch dan had hij zich daarvoor ook den
tijd moeten gunnen, en niet ontslag uit zijne betrekking belmoren te
verzoeken, toen hij het bestuur nauwelijks anderhalf jaar had gevoerd.
Er waren, zoo komt het ons voor, wel teekenen dat de hoofden ver
trouwen in den nieuwen gouverneur begonnen te stellenmaar in
plaats van op de gelegde grondslagen voort te bouwen, trad hij
reeds af binnen de twee jaren na het vertrek van den generaal Y a n
d e r H e ij d e n. En met die aftreding werd weer een geheel nieuw
tijdperk van de A tj eh-politiek aangevangen!
Het is ons onbekend, in hoever de aftreding van den Heer P r u ij s
van der Hoeven geheel vrijwillig is geweest. Was zij dit
inderdaad, dan is zij o. i. niet te verdedigen; wie zich eenmaal een
vast einddoel heeft afgebakend, behoort niet te rusten voordat dit doel
is bereikt. Wij hebben steeds de optreding van den evengenoemden
hoofdambtenaar betreurd, omdat daarmede alweder een keerpunt
kwam in de A t j e h-politiekmaar nu die wisseling eenmaal had
plaats gehad, was ook zijne aftreding niet wenschelijk. Dat is toch
zeker, dat men, bijna jaarlijks van stelsel veranderende, nooit het ver
trouwen der bevolking van een pas onderworpen land zal kunnen winnen.
's Gravenhage, Januari 1886. E. B. Kielstra.