394
een doel, bestaande uit planken schijven van 1.8 M. vierkant en
3 cM. dik, op 9 cM. afstand achter elkander opgesteld.
De uitkomst was dat het aantal doorboorde schijven voor de kalibers
van 8,8.5 en 9 mM. bedroeg:
op 400 M. resp. 8, 9 en 10;
800 5, 6 en 5.
Elke waarneming is de gemiddelde uit 11 schoten.
Daar de proeven hadden bewezen, dat met de verkleining van het
kaliber de bestrekenheid der baan en de trefkans toenamen, werd tot
nog grooter kalibervermindering overgegaan. Hierdoor kregen echter
de patronen voor het Yetterli repeteertoestel eene te groote lengte
(81 mM. en meer), zoodat majoor Rubin pogingen aanwendde tot
vermindering van de lengte der patroon zonder aanvankelijke snelheid
te verliezen, door het gebruik van schietkatoen en gecompiimeerd
buskruit, waarmede hij goede resultaten verkreeg.
De tengevolge van deze proeven vervaardigde patroon van 8 mM.
had eene lengte van 67 mM., een projectiel van lo G. gewicht, eene
lading van 5.4 G. samengeperst buskruit en leverde eene aanvan
kelijke snelheid op van Y25 552 M.
Met deze patroon werden verdere proeven genomen.
Yoor een 7.5 mM. geweer, dat eveneens vergelijkend zoude worden
beproefd, werd eene patroon vervaardigd met een projectiel van 12
G. gewicht en eene lading van 5.4 G., die eene aanvankelijke snel
heid opleverde van Y25 600 M.
Bij beide patronen vertoonde zich, ondanks de belangrijk grootere
aanvankelijke snelheden, geene bijzondere toename in bestrekenheid
der baan, omdat niet tevens de belasting op de doorsnede overeen
komstig was verhoogd.
Nadat hierin door vermeerdering van het gewicht van het pro
jectiel was tegemoet gekomen, waarbij de patroon tevens 2 mM.
langer werd, volgde de aanmaak van 3 stuks geweren van elk der
kalibers van 8 en 7.5 mM. Zij werden in 1883 beproefd. On
derstaande cijfers geven een denkbeeld van de uitkomsten