29 affaire tegen den vijand of in eene plaats, welke dadelijk belegerd of berend is; 2e. van een officier in (alle) andere gelegenheden en 3C. van een onderofficier of mindere in (alle) andere gelegenheden. Dezelfde onderscheiding vindt men in het ontwerp van 1807 terug, dat, wat het behandelde onderwerp betreft, eene sterk sprekende gelij kenis verraadt op het Reglement van 1799. Het zegt, wat dit reglement, niet wat de Code de Brumaire wil. In het ontwerp van 1808 is die gelijkenis minder opvallend. De hierboven aangehaalde vier artikelen zijn een mixtum compositum van de analoge artikelen uit den Code van 1796, het Reglement van 1799, het ontwerp van 1807 en iets oorspronkelijks. Toch is het kenmerkend verschil blijven bestaan ten aanzien van de bestraffing der uitdrukkelijke dienstweigering in andere gelegenheden dan de hierboven bedoelde. Eerst is er sprake van het opzettelijk verzuim en de uitdrukkelijke weigering, het mondeling verzet bij een bevolen dienst, welke „naar „exigentie van zaken zelfs met den dood kan worden gestraft. Dat in het hierbedoelde art. niet gesproken wordt van oorlogstijd is duidelijk want eerst drie artikelen later volgt de bestraffing der opzettelijke dienst weigering „in tegenwoordigheid van of in eene actie met den vijand" zoodat ook bij het ontwerp van 1808 de door het Belgisch Hoog Militair Gerechtshof van 1832 verkondigde leer fiasco maakt. Het ontwerp van 1810 heeft weliswaar het opzettelijk verzuim of de uitdrukkelijke weigering niet meer gelijk gesteld met het zich met woorden verzetten om gegeven bevelen uit te voeren, zooals het Reglement van 1799 en de ontwerpen van 1807 en 1808, maar beide en zelfs zeer vreemd gesplitstdoch de bedoeling is wederom m. i. niet twijfelachtig; eerst de uitdrukkelijke dienstweigering „in „eene affaire tegen den vijand of in eene plaats, welke dadelijk belegerd, „berend of in staat van beleg gesteld is"; daarna het mondeling verzet in dezelfde gevallen van den officier; vervolgens wederom de uitdrukkelijke dienstweigering van den officiermaar thans in andere gelegenheden; en eindelijk het mondeling verzet en de uitdrukkelijke dienstweigering van den onderofficier en den soldaat: het eerste „in eene affaire tegen den vijand of in eene plaats, welke dadelijk „belegerd, berend of in staat van beleg gesteld is,het laatste in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 40