399 volstrekt geen behoefte schijnt te hebben. Men heeft beweerd dat, terwijl in nagenoeg elk nieuw wetboek of ontwerp van lateren tijd min of meer is afgeweken van de voorbeelden in de vroegere gegeven, elke nieuwe bepaling door de bewoordingen, waarin zij vervat is, ruime en rijke stof tot nieuwe strijdvragen heeft opgeleverd, terwijl nog thans de rechtspractijk zich bij de toepassing overal zoo nauw mogelijk aan de eenmaal in de volksovertuiging gewortelde begin selen heeft aangesloten. Deze en soortgelijke bedenkingen echter mogen den wetgever niet terughouden om waar het noodig is duidelijk te verklaren, welke kenmerken dit misdrijf van andere verwante feiten onderscheidt. Uit al hetgeen wij hierboven hebben geciteerd, blijkt volkomen duide lijk de reden waarom de wetgever huiverig is om een misdrijf in het enge keurslijf eener definitie te kneden, welke theoretisch beschouwd nauwkeurig geformuleerd moge schijnen doch in de practijk weldra eene onvoldoende, gebrekkige omschrijving blijkt te zijn, slechts een rijke bron van strijdvragen en eindelooze procedures bevattende, die maar al te vaak door de leemte der definitie ten gevolge hebben onstrafbaarheid van onderscheidene, inderdaad strafbare daden. Heeft de wetgever eenmaal in de wet eene omschrijving van een misdrijf bepaald, dan zal de rechter overeenkomstig de zuivere rechtsbeginselen de daadzaken aan die wettelijke definitie hebbeu te toetsen en met de meest strikte interpretatie toe te passen. Wij hebben reeds vroeger er op gewezen, dat de strafwet in beginsel vor dert dat de rechter in criminalibus recht hebbe te spreken alleen volgens de bedoeling van den wetgever, uitgedrukt in de ivoorclen van de wet. Hetgeen echter de strafwetgever niet heeft gedaan, hebben rechtsleeraren verricht. Zij hebben naar terminologiën gezocht en omschrijvingen der verschillende delicten in leerboeken gegeven, gegrond op de strafrechtswetenschap, doch in het strafwetboek komen die definitiën nergens voor, zoodat wij dat gedeelte van het programma, waarbij vereischt wordt bekendheid met alle in het wetboek van strafrecht voorkomende rechtskundige definition als een onverstaanbare bepaling, voor eene rechtskundige behandeling niet vatbaar, ter zijde mogen stellen. Evenmin bevredigde ons de sub b. boven omschrevene bepaling.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 410