andere gelegenheden. Zsker kunnen de artt. 89, 90 en 91 van het
ontwerp van 1810 als eene minder gelukkige proeve worden beschouwd
der codificatie van het militair strafrecht en geeft men ren dezen op
zichte beslist de voorkeur aan den verdienstelijken arbeid van Wierdsma
maar de bedoeling van- den wetgever is m. i. ook in dit geval
niet twijfelachtig.
Vergelijkt men nu de artt. 89, 90 en 91 van het ontwerp van
1814 met die van het ontwerp van 1810. dan valt het dadelijk op,
dat de uitdrukkelijke dienstweigering of het opzettelijk verzuim om
gegeven bevelen na te komen, in andere gelegenheden dan in de
hierboven bedoelde gevallen, in het ontwerp van 1814 niet genoemd
en dus ook niet crimineel vervolgd wordt.
Anders is het gesteld met het ontwerp van 1815. De drie artikelen
van het voorgaande ontwerp zijn thans tot twee herleid en door eene
minder slordige omwerking tot de beteekenis der analoge artikelen van
het ontwerp van 1810 teruggebracht. Evenals in dit ontwerp, heeft
men de uitdrukkelijke dienstweigering of het opzettelijk verzuim en
het zich met woorden verzetten tegen gegeven bevelen gesplitst en
in art. 94 het eerste en in art. 95 het laatste geregeld. De be
teekenis der uitdrukking in andere gelegenhedenwaarvan in het
laatste gedeelte van art. 94 sprake is, kan dus wederom niet twijfel
achtig zijn.
Daar de artt. 95 en 96 van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk
te lande gelijkluidend zijn met de artt. 94 en 95 van het ontwerp
van 1815. kan derhalve omtrent de beteekenis van eerstbedoelde
artikelen van het vigeerende militair strafwetboek, dat in dit opzicht
geene wijziging voor het Indische leger heeft ondergaan, evenmin
twijfel bestaan.
De uitdrukkelijke dienstweigering of het opzettelijk verzuim moet
dus crimineel worden vervolgd, niet alleen wanneer het plaats heeft
gehad in eene affaire tegen den vijand of in eene plaats, welke
dadelijk belegerd of berend is, maar ook in andere gelegenhedenzoowel
in oorlogstijd buiten aanraking met den vijand, als in vredestijd, binnen
als buiten het garnizoen en de kazerne terwijl het mondeling verzet
daarentegen alleen in het eerste geval crimineel, maar in het tweede
geval volgens art. 16 van het Reglement van Krijgstucht gestraft wordt.
30