417
voorstellen. Maar men ziet hier de aanleiding daartoe in het Y. Y.
verklaard. De Tweede Kamer wordt door ongunstige mededeelingen
onaangenaam getroffen. Eene aansporing natuurlijk om de voorstel
ling maar gunstig te maken, ook al is de toestand dat niet.
Holler phrase dan die, dat men uit den ongunstigen toestand te
Atjeh zou kunnen geraken door het volgen eener waarlijk vrijzinnige
politiek tegenover de Inlandsche vorsten in den Archipel is waar
schijnlijk, zelfs in de Tweede Kamer, in lang niet gedebiteerd. De
Minister kan dan ook niet nalaten, dit op beleefde wijze op te merken.
Regeling van de positie der officieren bij de wet.
De opmerking van het Y. V. dat de rechten der officieren van het
Indisch leger bij de wet behoorden te worden gewaarborgd, wordt
door den Minister in de M. v. A. niet als juist erkend. Over dit
punt heerscht trouwens bij meerdere bevoegde personen verschil van
inzicht, zooals kan blijken uit het vierde Yerslag 1884/85 der Yer-
eeniging tot beoefening der krijgswetenschappen, waar het voor en
tegen uitvoerig is besproken. (1)
Commissie administratie-reglement.
Het V. Y. zegt hieromtrent:
Niet zonder bevreemding was kennis genomen van 's Ministers voorne
men, om het buitengewoon personeel der commissie, belast met het sa
menstellen van een nieuw administratie-reglement, in de normale formatie
van het leger op te nemen, uitsluitend om in de toekomst geregeld die
verbeteringen te ontwerpen, die in de administratieve voorschriften voor
het leger zullen blijken noodig te zijn.
De M. v. A. geeft daarop eene vrij uitvoerige toelichting, waarvan
de quintessence is, dat de Militaire Administratie het zoo druk heeft
in Indië. Dit kan nu wel worden toegegeven, maar men kan vra
gen, waarom zulk eene commissie bij de administratie op zooveel
grooter voet moet geschoeid zijn dan bij andere takken van dienst.
Bij de artillerie heeft men eene dergelijke commissie tot geregelde
verbetering van den Instructie Inventaris, die slechts bestaat uit één
(1) Zie ook hierachter de beoordeeling van de brochure van den heer W. Cool:
„Indische Legerbelangen."
Red.