419
in Indië, instede van deze gunstige stemming te benutten om de
zoo noodige reorganisatie te vragen, geene voorstellen daartoe
in, zelfs niet nadat het legerbestuur daartoe door den Minister wordt
uitgenoodigd. Er zal zeker wel eene goede reden voor deze handel
wijze bestaan; voor den oningewijde is zij echter moeielijk te vatten.
Eene andere vraag uit het Voorl. Versl., op den generalen staf
betrekking hebbende, was de volgende
„In de zitting der Kamer van 19 December 1884 verklaarde de Minister
zich bereid om alsnog het oordeel van het Indisch legerbestuur in te
winnen over de resultaten der opleiding van Indische stafofficieren bij de
krijgsschool te 's Gravenhage. Men vroeg of een dergelijk onderzoek
was ingesteld, en met welke resultaten."
Het antwoord luidde
„Aan het voornemen om het oordeel van het Indisch legerbestuur in te
winnen over de resultaten der opleiding van Indische stafofficieren bij de
krijgsschool te 's Gravenhage is gevolg gegeven. De legercommandant
is van oordeel dat omtrent dit punt nog geen onderzoek kan worden
ingesteld. Immers een onderzoek zou alleen kunnen betreffen degenen,
die de lessen hebben gevolgd van den in 1881 speciaal voor de opleiding
der Indische officieren aan de krijgsschool opgetreden kapitein van het
Indische leger, en deze zijn na hun terugkeer uit Nederland nog geen
van allen in de gelegenheid geweest de practische vorming te erlangen,
zonder welke hunne geschiktheid voor den generalen staf niet kan worden
beoordeeld. Volgens de inzichten van den legerbevelhebber behoort na
melijk de opleiding dier officieren niet als voleindigd te worden aange
merkt, wanneer zij den cursus aan de krijgsschool hebben doorloopen;
de school is bestemd om hen theoretisch beter te onderleggen, doch beoogt
niet hunne practische vorming, zoodat, om te beoordeelen of het theore-
retisch onderwijs in de practijk de gewenschte vruchten oplevert, de
commandant van het leger het noodig acht hen, na terugkomst uit Ne
derland, gedurende twee jaar achtereenvolgens te detacheeren bij andere
wapens dan hun eigen, hetgeen kan geschieden zonder nadeel voor den
dienst of wijziging der formatie. Eerst wanneer die oefening onder
behoorlijk toezicht heeft plaats gehad en eenige opdrachten gedurende
hunne toevoeging aan den chef van den generalen staf zjjn uitgevoerd,
kan, naar de legercommandant vermeent, op goede gronden beslist worden
of werkelijk bij de van de krijgsschool afkomstige officieren de grond-