420
slagen gelegd zijn, om eenmaal geschikt te worden voor den Indisehen
generalen staf, en dus of de krijgsschool in Nederland voldoet als inrichting
tot wetenschappelijke vorming ook van Indische officieren. Yoor de na
dere practische vorming van de ter krijgsschool opgeleide officieren zijn
thans bevelen in den hooger aangeduiden zin gegeven."
Uitbreiding van het Amboineesch element.
De uitbereiding van het leger met vier compagnieën Amboineezen
vindt terecht ook in de Tweede Kamer bijval. Het Yoorl. Yersl.
zegt daaromtrent
„In de nieuwe formatie van de veldbataljons der infanterie zag men
eene groote verbetering. Uitbreiding van het Amboineesche element, dat
in vroeger tijd zelfs officieren leverde, scheen alle aanbeveling te verdie
nen. Slechts moest tegen vermenging met Alfoeren worden gewaakt."
Waarop de Mem. v. Antw. repliceert:
„In het Koloniaal Yerslag van 1880, blz. 31, vindt men vermeld dat
de destijds bij het Indische leger dienende Alfoeren in eene afzonderlijke
compagnie waren vereenigd. Op de wenschelijklieid, om de Alfoeren zoo
min mogelijk met de Amboineezen te vereenigen, zal het legerbestuur ook
sedert wel bedacht gebleven zijn. De werving van Alfoeren is trouwens
sedert 1882 tot het eiland Ternate beperkt en levert slechts zeer onbe
duidende uitkomsten op."
Het nieuwe hoofddeksel voor het leger.
Op eene daartoe strekkende vraag van het Yoorl. Verslag omtrent
den nieuwen helmhoed geeft de Mem. v. Antw. de volgende „Geschichte
„des Hutes".
„In den loop van 1885 en 1886 zullen circa 37000 helmhoeden moeten
worden uitgezonden. Daarvan wordt de eerste partij, ten getale van 10000
stuks, door een Belgischen fabrikant geleverd.
„Nadat gedurende een reeks van jaren èn door het legerbestuur èn door
het Departement van Koloniën te vergeefs getracht was een model voor
een in alle opzichten geschikten helmhoed voor het Indische leger te
vinden, deed eindelijk eene inzending van den Brusselschen fabrikant van
militaire equipementstukken A. Fovson op de internationale koloniale en
uitvoerhandel-tentoonstelling te Amsterdam in 1883 de hoop rijzen, dat
het gezochte waarbij het hoofdzakelijk op de deugdelijkheid van de