424 den bevelhebber der in die stelling aanwezige troepen geene vergunning gaf nu en dan marschen te maken in het niet door ons bezette gebied. Daarom maakte ik met leedwezen, maar ook met groote belangstelling, kennis met het boekje in dezen zomer uitgekomen, getiteld„De gecon centreerde stelling in Groot-Atjeh"een boekje dat, ik ben or van over tuigd, de Minister van Koloniën niet van partijdigheid zal beschuldigen. Dat werkje is geschreven door iemand, wiens naam ik niet noemen zal, maar wiens woorden voor mij in deze zaak eene zeer hooge waarde heb ben. Ik zal geene lange aanhalingen doen, maar wil alleen op twee plaatsen de aandacht vestigen. Onder het hoofd Welke resultaten kan men ■„■„van de nieuwe orde van zaken in Groot-Atjeh verwachtenluiden de eerste regels: „„De thans in Groot-Atjeh aangenomen gedragslijn sluit een „optreden buiten de grenzen der stelling volkomen uit"". „Twee bladzijden verder lees ik: „„Om de boven ontwikkelde redenen „„moet het absolute stelsel, onder geene voorwaarde met troepen buiten „„de stelling op te treden, bepaald worden afgekeurd."" „„Toen ik daarvan kennis had genomen, betreurde ik het innemen van de geconcentreerde stelling. Dat ik daartoe reden had, scheen mij volstrekt niet twijfelachtig, nu in de Memorie van Antwoord de volgende zinsnede werd aangetroffen „„De Gouverneur-Generaal heeft den regel gesteld, dat sedert het be trekken van de nieuwe stelling de bezetting zich van offensief optreden „„moest onthouden, doch hij heeft daarbij uitdrukkelijk aan den gouverneur „„de vrijheid gelaten om van al de hem ten dienste staande middelen tot „„handhaving van de veiligheid binnen de postenlinie het gebruik te maken, „„hetwelk die omstandigheden naar zijn oordeel zouden vorderen."" „Na het lezen van deze zinsnede werd ik en ik geloof dat het met de meesten onzer het geval zal geweest zijn bevestigd in de meening, dat het offensief optreden buiten de stelling van Groot-Atjeh was uit gesloten. Met het grootste genoegen heb ik daarom heden morgen van den Minister vernomen, dat deze zinsnede in dien geest moet worden opgevat, dat, wanneer de Gouverneur van Atjeh het noodig oordeelt voor de veiligheid binnen de linie ook daarbuiten offensief op te treden, hij daartoe volkomen de bevoegdheid heeft. Ik zeg dat ik dit met het grootste genoegen gehoord heb, daar elke absoluut passieve verdediging onvoor waardelijk is af te keuren. Daarvoor heeft men niet eens de meening van Napoleon noodig, het is een axioma waaraan geen militair twijfelt. „Nu wenschte ik alleen, op grond van hetgeen in het door mij genoemde boekje voorkomt, aan den Minister te vragenis de Gouverneur van Atjeh

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 435