429 kader en ik bedoel hier nu niet den achteruitgang in getalsterkte, maar in moreel en intellectueel gehalte niet een zeer bedenkelijk feit acht. „Misschien zal de Minister mij toevoegen, dat wanneer de eischen gesteld worden, zooals zij gesteld moeten worden, de cijfers van het incompleet weder zullen stijgen. Mijnheer de Voorzitter, ik ontken de mogelijkheid daarvan niet, maar daarom moeten ermijns inziens, spoedig maatregelen genomen worden, waardoor men, bij voldoende qualiteit, ook eene voldoende quantiteit zal verkrijgen". „Die maatregelen, zij liggen voor de hand. In het laatste Koloniaal Verslag wordt gezegd, dat bij wijze van proef de opleiding van adjudan ten-onderofficier en van administratief kader sergeanten-majoor en fouriers bij de compagnieën plaats heeft, en dat de definitieve vaststel ling der thans nog slechts voorloopig gearresteerde voorschriften nopens de kader- en korpsscholen nog slechts op den uitslag dier proefneming- wacht. Nu zou ik den Minister in overweging wiilen geven, om bij die definitieve vaststelling de kaderscholen aanmerkelijk uit te breiden en voorts zou in het vervolg strikt de hand moeten worden gehouden aan de bepaling, dat geen kader wordt aangesteld, 't welk de daarvoor aan gewezen scholen niet heeft bezocht". „Ik geloof echter niet, dat de zaak daarmede zal verholpen zijn; men zal moeten komen tot eene betere regeling van de positie van de onder officieren in Indië en daarmede bedoel ik meer bepaald de Europeesche. Van de Inlandsche spreek ik op dit oogenblik niet". „De Minister geve zich de moeite zich eens te doen voorlichten omtrent de positie van den onderofficier hier te lande en vergelijke die dan met die van den onderofficier in Indië ik geloof dat hij verbaasd zal staan. Terwijl de traktementen van de burgerambtenaren in Indië duizelingwekkend hoo°- zijn en het vier-, vijf-, ja soms bijna het zesvoud bedragen van die wel ke genoten worden door hen, die hier te lande met de bedoelde ambtenaren gelijkgesteld kunnen worden, terwijl de bezoldigingen van de officieren, dooreen genomen, ruim het dubbele bedragen van die in Nederland, is het vrije traktementen daarmede bedoel ik het zakgeld van den onder officier in Indië bij zijne aanstelling 20 cents per dag meerna drie ja ren dienst 10 cents i neer, maar na zes jaren dienst 12 cents per dag minder dan van een onderofficier hier te lande, en dat, terwijl de onvermijde lijke uitgavendie uit dat zakgeld bestreden en de kleine verteringen die daaruit betaald worden in Indië veel duurder zijn dan hier. Daarenboven verkeeren de onderofficieren hier te lande ook in andere opzichten in voordeeliger positie; zoo zijn b. v. de kamers, waarin zij wonen, in den 1886, Dl. I. 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 440