430 regel hier te lande aangenamer ingericht; zoo dragen zij hier kleeding van fijner laken dan dat van den troepzoo wordt de vergunning tot huwen hier te lande ruimer gegeven dan in Indië. Voorts bestaat nog een maatregelwaardoor de positie van den onderofficier veel begeerlijker zou worden, een maatregel die tot dusver ook in Nederland niet is toe gepast, en waaraan toch groote waarde zou gehecht worden, namelijk het in het leven roepen eener bepaling, die den onderofficier, na een zeker aantal jaren trouwen dienst als zoodanig, het recht zou geven op eene Rijksbetrekking". „Ik hoop en vertrouwdat de Minister aan deze zaak de aandacht zal willen schenkendie zij zoo ten volle verdientwant een goed korps onderofficieren is een der hoofdeischen van een deugdelijk leger. Mocht ik mij echter in mijne verwachting bedriegenmocht de Minister de zaak lichter opnemen en van meening zijn, dat eene betere regeling nog wel wat kan worden uitgestelddan veroorloof ik mij hem de ernstige waar schuwing te doen hoorengelegen in het woord van Lorenz von Stein Nichts racht sick hn Einzelnen bittrer in einem Heere als die Vernach- vrtlassigung des Unteroffiziercorps." De Heer Kielstra voegde zich hierbij en zeide: „Bij hetgeen de geachte afgevaardigde uit Arnhem heeft aangevoerd waarmede ik mij over het geheel volkomen kan vereenigen meen ik nog een enkel woord te moeten toevoegen. De vraag die zich, zoodra er sprake is van het kaderaan ons opdringtis dezeHoe staat het met de sterkte „Men heeft meermalen aan de Koloniale Verslagen een doorloopend optimisme verweten en ik meen niet geheel ten onrechte. Een nieuw bewijs van dat optimisme zie ik in de mededeeling van het Koloniaal Verslag van dit jaar, dat de verliezen, die het kader in 1884 leed, ge heel gedekt konden worden. Onjuist is dit niet,maar de volle waar heid is het toch ook niet. De volle waarheid isdat het aantal onder officieren met een honderdtal is afgenomenterwijl het aantal korporaals met een even groot cijfer is vermeerderd. Het kader is duszooal niet in getalsterkte, maar wel in qualiteit zeer bepaald in 1884 achteruitge gaan, en dat te meer nog, wanneer men in aanmerking neemt dat men het aantal korporaals gemakkelijk wat kan vei'hoogen, wanneer men niet aan de voor dien graad bepaalde examens vasthoudt. Het komt mij dan ook voor, dat er over 1884 in dit opzicht geen reden is van tevredenheid, zooals het Koloniaal Verslag meent. En daarbij komt nog iets. Ik kan namelijk onmogelijk aannemen, dat de cijfers van het Koloniaal Ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 441