434
„Want, inderdaad, verbeterde regeling der positie van den onderofficier,
en wel in de eerste plaats van de financieele positie, kan veel goed doen".
„Wanneer ik mij wel herinner, heb ik zelfs in dien geest naar Indië
geschreven, en speciaal gewezen op hetgeen waarop de geachte afge
vaardigde uit Arnhem opmerkzaam maakte, namelijk, dat de onderofficieren
die lang in dienst blijven het beter moeten hebben".
„En nu het in het leven roepen van eene bepaling, die een onder
officier recht geeft op eene burgerlijke betrekking".
„Ik weet niet (want het ligt geheel buiten den kring mijner bemoeiingen)
in hoever dit hier te lande mogelijk en nuttig is; ik zal mij daar niet
over uitlatenmaar voor Indië is de noodzakelijkheid niet groot. Ik
kan den geachten afgevaardigden verzekeren, dat juist de onderofficieren
die goed gediend en het leger verlaten hebben, met open armen ont
vangen worden in civiele betrekkingen. Ik zelf heb in vroegere ambts
betrekkingen in Indië mij altijd beijverd om tal van onderofficieren, die
het leger wenschten te verlaten en die goede certificaten hadden, aan
betrekkingen te helpen, en ik heb het dikwijls betreurd dat er zich niet
méér aanmeldden. En zoo is het nog. Zij zijn zeer gezocht. Ik geloof
dat het feit, dat wij niet meer en beter kader hebben, voor een deel
juist daaraan ligt, dat zij, den dienst verlatende, zoo dadelijk in goede
betrekkingen kunnen komen."
„Het vorige jaar wist ik niet, dat zekere aanschrijving van den leger
commandant bestond. Tk kende die niet, hetgeen de Kamer mij ten
goede zal houden, want de Minister van Koloniën kan niet kennen al de
aanschrijvingen, die de legercommandant aan de chefs der bataljons heeft
gezonden. Maar thans ken ik die aanschrijving; de legercommandant
heeft toelichting gegeven en nu blijkt dat hij alleen in herinnering had
gebracht een gebruik, op vroegere voorschriften gegrond, om wel eens
bij uitzondering een zeer verdienstelijk soldaat korporaal te maken, ook
al voldeed hij niet aan al de tot regel gestelde vereischten. Het zou
zeker verkeerd zijn (dit neem ik gaarne op autoriteit van de geachte
afgevaardigden aan), indien dit dikwijls gebeurde maar uit de cijfers blijkt,
dat het getal gevallen percentswijs zeer miniem was. Ik geloof ook, dat
het bij de geachte afgevaardigden weinig bezwaar zal ontmoetendat
een goed oppassend soldaat eens bij uitzondering korporaal wordt, ook
al is hij in sommige dingen niet zoo bedreven als gevergd kon worden.
Maar zeker is het dat men overigens er aan moet vasthouden, dat het
kader goed moet worden opgeleid en aan zekere eischen moet beant
woorden",