34 gen bij eene toepassing der strafwet, die volgens hare bekentenis op eene minder juiste interpretatie dier wet berust, en eene jurispru dentie van het Hoog Militair Gerechtshof moet eerbiedigen, welke op die interpretatie gebaseerd en dus aan gegronde critiek bloot gesteld is Het voorstel tot wetswijziging, dat gepaard ging met de concessie, dat de wet onduidelijk is, getuigde reeds van welwillend heid, van samenwerking, zoo niet van égards voor dat hoogste mi litair rechterlijk college. Dit bovendien nog het brevet van onfeil baarheid te moeten uitreiken, ging niet. Welke staatsmacht mag zich met het aureool daarvan omkransen? Daar werd een eerlijke en rechtvaardige strijd gestreden voor het belang van het leger, over een verschil van onwankelbare opvatting. Wetswijziging zou aan het conflict in den boezem der Indische groot waardigheidsbekleders een legaal einde hebben gemaakt en dat college niettemin hebben gelaten op het hooge standpunt, dat het vooral in den modernen staat door zijne onafhankelijkheid en onafzetbaarheid behoort in te nemen. Wie gelijk had, zou gelijk gekregen en ieder zijn presti ge behouden hebben. Zoodanige beslissing van den kolonialen wetgever had noch aan het gezag van den Legercommandant, noch aan het praerogatief der Rechterlijke Macht afbreuk gedaan, waarvan Prévost- Paradol beweerde, dat „1' indépendance du magistrat est au moins „aussi indispensable a l'ordre social et a la bonne administration de „la justice que sa competence intellectuelle Werd echter door her Opperbestuur geen wissel getrokken op de intellectueele incompetentie der militaire rechters, door van dienzelf den Legercommandant te verwachten, dat deze hooge staatsdienaar, die aan het leger het eerste voorbeeld moet geven van gehoorzaam heid aan de wetten, van eene door den t.oenmaligen Minister van Koloniën beweerde bevoegdheid zoude gebruik maken welke hij niet bezit door bij aanschrijving van de hem in alles, behalve het vellen van vonnissen en het bezit van een als rechter eigen oordeel, ondet geschikte officieren de toepassing te vorderen van art. 27 R. K. voor sommige gevallen van uitdrukkelijke, opzettelijke dienstwei gering in tijd van vrede? De verwijzing naar art. 27 R. K. is bovendien minder gelukkig. Dit artikel heeft veel van een looper, die op alle sloten past. Het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 45