86 rechter tevens uitspreken de ontzegging voor een bepaalden tijd van het recht, om bij het leger te dienen en voor 5 en meer jaren ge vangenis de vervallenverklaring van den militairen stand. Ware het daarom niet beter geweest, het voorstel tot wetswijziging van van den generaal De Neve aan te nemen, tevens uit het oogpunt van utiliteit, hetgeen door het noodhulpsysteem ook maar niet op wettelijken grondslag wordt beoogd? Ten einde den onwettelijken grondslag, waarop dit systeem berust, nog meer te doen uitkomen, zij het volgende aangeteekend. Erken nende, dat dienstweigeringen, die het Opperbestuur volgens art. 27 R. K. bestraft wenscht te zien, eigenlijk ingevolge art. 95 C. W. gevonnisd behooren te worden, ziet men daarbij het bepaalde bij de artt. 11 en 12 der Rechtspleging bij de Landmacht (R. L.) geheel over 't hoofd. Een commandeerenden officier bij circulaire te gelas ten, zaken, die volgens de voorschriften der Wet door een krijgs raad moeten worden onderzocht en beoordeeld en te dien einde door de bij de Wet. aangewezen militaire autoriteiten waartoe de Leger commandant niet behoort bij den militairen strafrechter behooren te worden aanhangig gemaakt, disciplinair af te doen. zonder daar bij met eigen oordeel en eigene opvatting te rade te gaan, draagt alle kenmerken van uitoefening van pressie, hetgeen ook in onze mi litaire wetboeken verboden wordt. In hun oordeel, of eenige zaak al dan niet voor den krijgsraad moet worden gebracht, zijn de hier- bedoelde autoriteiten volkomen onafhankelijk, zelfs van den Leger commandant en den Advocaat-Fiscaal. Er is geene macht, die, zon der wijziging der wet, dat oordeel door eene circulaire aan banden vermag te leggen. Het kan door hoogerhand, zooals herhaaldelijk geschied is. verstandig geleid worden; maar ook méér niet. Wie het meerdere waagt te doen en dat begreep de generaal De Ne ve in de eerste plaats tast het aan die autoriteiten bij de Wet vérleende praerogatief van vrijheid van oordeel aan. Zijn er bij eenig geval van dienstweigering verzachtende omstandigheden aanwezig; is uit de wmigering geenerlei ongelegenheid ontstaan; was het ge geven bevel, dat niet opgevolgd werd, van zeer gering belang; het zijn nog geene motieven, om de zaak ingevolge art. 27 R. K. dis ciplinair af te doen, zelfs al wordt dit door de administratieve macht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 47