501
„was van medio Januari 1878 tot medio Juni 1880 tijdelijk gesloten.
„Na gedurende den verderen loop van 1880 weder beperkt en van af
„1 Januari 1881 weder onbeperkt te zijn opengesteld, moest men die
„H maand later door den grooten toevloed althans in de 2dc mi
litaire afdeeling weder sluiten. In September 1881 weder geopend,
„moet men in December haar weer temperen, enz."
Inderdaad, het is hoog tijd dat aan al dat gescharrel, dat leven bij
den dag, eens een einde wordt gemaakt, dat een degelijk en uitgebreid
onderzoek worde gehouden om te komen tot een goed stelsel van bepa
lingen voor de werving voor Inlanders, waarbij dan allereerst gezorgd
moet worden voor een geregelder aanvoer van lichamelijk goed ontwik
kelde menschen en niet van kinderen, zooals men tegenwoordig nog al
eens ziet. Zooals de toestand nu is, heeft men het eene oogenblik een kolos
saal overcompleet van reci-uten en groot gebrek aan voor den velddienst
geschikte, afgerichte soldaten bij de veldbataljons, het andere oogenblik bij
de veldbataljons een groot aantal jonge soldaten, die als geschikt voor den
velddienst te boek staan, maar daarvoor volkomen onbruikbaar zijn en
een gering aantal recruten bij de depot-bataljons, tot tijd en wijle
de sluizen der werving weer worden opengezet; een getrouw beeld dei-
Indische natuur, banjirs en groote droogte wisselen elkander af. In het
vooruitzien zijn onze organisateurs trouwens nooit sterk geweest, getuige
de tegenwoordige toestand.
Zich aansluitende bij de meeste, zoo niet alle stemmen, welke zich in
de laatste jaren over Indische legerbelangen hebben laten hooren, zegt de
Schr. (bldz. 25), dat legeruitbreiding noodzakelijk en onvermijdelijk noodig
is; het is echter niet geheel duidelijk in welken vorm die door hem
wordt gewenscht, in vermeerdering van het aantal of versterking van de
tactische onderdeelen en eenheden. Bij de erkenning der noodzakelijkheid
tot versterking der tactische eenheden van het wapen der infanterie
sluiten wij ons onvoorwaardelijk aanniets is naar onze meening in de
eerste plaats meer noodig dan juist dat, ten einde onze veel te zwakke com
pagnieën en bataljons eenigszins op afdeelingen van dien naam te doen
gelijken; eerst nadat die eisch zal vervuld zijn, kan er van legeruitbrei
ding, in den zin die in de meeste betoogen van den laatsten tijd daaraan
gehecht wordt, sprake zijn.
Elke vermeerdering van korpsen of eenheden in den tegenwoordigen
toestand kan slechts tot verzwakking en achteruitgang leiden, omdat de
grondslagen daarvoor geheel ontbreken en men daarmede slechts een ver
meerdering op papier verkrijgt, die de gevechtskracht feitelijk vermindert,