502 Met den schrijver (blzd. 21) zijn wij van oordeel dat het Inlandsche element in het leger gerust even sterk kan worden gemaakt als de Euro peanen, Afrikanen en Amboineezen te zamenminder raadzaam achten wij het echter om met de uitbreiding van het Inlandsche element veel verder te gaan; een vergelijking met het Engelsch-Indisch leger, waar de verhouding van Europeanen tot Inlanders is als 12, gaat naar onze meening niet aan, omdat men daar te doen heeft met Mohamedanen en Hindoe's, die in getalsterkte niet veel verschillen en dus ongeveer tegen elkander opwegenwij daarentegen hebben uitsluitend met ïMohamedanen te doen. Zonder in uitvoerige beschouwingen daaromtrent te treden, geeft de Heer C. als zijne meeuing te kennen (bldz. 22 en 23) dat de sterkte der compagnieën van de veldbataljons te gering is; ook wij zijn dat gevoelen toegedaan, intusschen hadden wij deze belangrijke quaestie gaarne wat meer uitgewerkt gezien; in verband met de voorgestane legeruitbreiding is dit punt alle aandacht waard. Zoolang men hiermede niet in het reine is, kan van een vruchtbare gedachtenwisseling niet wel sprake zijn. Het formatiecijfer van de compagnie behoort niet, zooals tot nog toe het geval is, de uitkomst te zijn van een rekenkunstig vraagstukje, dat ieder zoo wat op eigen hand oplost, maar behoort te berusten op tactische, economische en administratieve gronden, en binnen vrij enge grenzen kan men het cijfer bepalen, dat het best aan de verschillende eischen voldoet. Vóór alles moet de quaestie zuiver gesteld worden, hetgeen evenwel tot nog toe zoo goed als niet is geschied. Het zou ons te ver voeren daar omtrent in bijzonderheden te treden; genoog zij het te vermelden dat wij met den Heer C. van meening zijn, dat de compagnieën der veldbataljons een administratieve sterkte moeten hebben van ongeveer 180 minderen; met dat cijfer wordt op behoorlijke wijze aan alle eischen voldaan. Intusschen laat hij die door hem voorgestane sterkte van ongeveer 180 man dadelijk weer los, wanneer hij gaat berekenen hoeveel bataljons van 4 compa gnieën uit de beschikbare elementen kunnen gevormd worden en gaat dus op zijn beurt een vraagstuk oplossen zouder behoorlijke gegevens. He verkregen uitkomst heeft daarom in ons oog niet de minste waarde zijne 22 bataljons zijn niets anders dan een formatie op papier, die niet boven de tegenwoordige te verkiezen is. Deze handelwijze is te vreemder, daar hij, door aan den gestelden eisch vast te houden, inderdaad bataljons zou gekregen hebben, die dien naam werkelijk verdienden; het cijfer 22 zou dan echter op ruim 18 worden gebracht evenals thans, maar elk onge veer 106 man sterker.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 513